Tenslotte dient melding te worden gemaakt van de
toetreding van Griekenland tot de Europese
Gemeenschappen als tiende lidstaat met ingang van
1 januari 1981. De oplossing van de reeds
bestaande communautaire problemen, met name
ook op het terrein van de begrotingsfinanciering en
de landbouwpolitiek, zal hierdoor bepaald niet
worden vereenvoudigd.
Grondpolitiek
De daling van de grondprijzen, die reeds in 1 979
vooral in het noorden van het land merkbaar werd,
zette zich in het verslagjaar bijna overal voort, mede
als gevolg van verslechterde bedrijfsinkomsten en
een somber verwachtingspatroon. Daardoor werd de
inwerkingtreding van de Wet Agrarisch
Grondverkeer (vervreemding landbouwgronden),
waarvan het ontwerp zijn eindfase in het parlement
bereikte, althans vanuit dit oogpunt minder dringend.
Deze wet heeft echter niet alleen ten doel de
grondprijzen op een redelijk niveau terug te brengen,
doch beoogt ook een flexibel toepasbaar wettelijk
instrumentarium te ontwerpen om in de toekomst
een buitensporige prijsstijging te voorkomen.
Overigens zal deze regeling waarschijnlijk slechts
beperkte toepassing kunnen vinden, omdat een groot
deel van de grondtransacties (met name die in
familieverband) buiten de nog nader vast te stellen
toetsingscriteria zal vallen.
Een vrij stabiele grondprijs op een niveau dat meer in
overeenstemming is met het rendement in de
landbouw, is in het belang van de ontwikkelings
mogelijkheden van vooral jonge agrariërs, die daar
door bij de overname van een bedrijf met minder
hoge financieringslasten zullen worden
geconfronteerd. Bovendien heeft de in het verleden
opgetreden sterke prijsstijging vooral van pachtvrije
grond, met de lage netto-rendementen voor
verpachte grond, er wellicht mede toe geleid, dat
het aandeel van het instituut pacht - zeker voor
jonge agrariërs een aantrekkelijke vorm van grond
gebruik - in de totale oppervlakte cultuurgrond
tijdens de zeventiger jaren in versneld tempo is
teruggelopen van 48% naar ongeveer 40%.
De daling van de grondprijzen sinds 1 979 betekent
voor veel bedrijven overigens wel een vermindering
van de solvabiliteit, welke - bij slechtere bedrijfs
resultaten en hoge financieringslasten - kan leiden
tot een toeneming van het aantal bedrijven met
financiële moeilijkheden. Het is te verwachten dat
hierdoor in toenemende mate een beroep zal
moeten worden gedaan op het Borgstellingsfonds
voor de Landbouw. Van overheidszijde zijn intussen
bijzondere maatregelen voorbereid om
in samenwerking met het bankwezen de
liquiditeitsproblemen te verlichten van moderne
bedrijven in de agrarische sector, die door externe
omstandigheden in financiële moeilijkheden zijn
geraakt.
Investeringen
De investeringen in de land- en tuinbouw, die in de
voorafgaande jaren mede onder invloed van
Wl R-premies en rentesubsidies een hoog niveau
hadden bereikt, zijn in het verslagjaar teruggelopen,
onder meer als gevolg van de hoge rentelasten en de
onzekere prijsvooruitzichten. De verminderde
investeringslust kwam onder andere tot uiting in het
ten opzichte van 1979 gehalveerde aantal
aanvragen in het kader van de rentesubsidie
regeling. Deze regeling, die eind 1 972 in werking
was getreden, heeft bijgedragen tot een belangrijke
modernisering van de land- en tuinbouw.
Tot eind 1 980 werden ruim 1 9.000 aanvragen
toegewezen met een subsidiabel leningsbedrag van
circa f3,5 miljard.
De energieproblematiek stond vorig jaar in het
brandpunt van de belangstelling. De forse stijging
van de aardgastarieven voor de glastuinbouw
maakt het noodzakelijk in energiebesparende voor
zieningen te investeren. Ook in de landbouw is een
verhoogde activiteit tot besparing van energie te
bespeuren, onder andere door het opzetten van een
aantal experimenten op veehouderijbedrijven ter
winning van biogas uit mest.
A kkerbouw
In de akkerbouwgebieden verbeterde de
inkomenspositie in de verslagperiode onder invloed
van goede oogsten en van hogere prijzen voor met
name consumptieaardappelen en uien.
De akkerbouwers in de veenkoloniën zagen hun
inkomens sterk achteruitgaan, doordat bij de
fabrieksaardappelteelt de opbrengsten tegenvielen.
Bovendien waren zij nauw betrokken bij de
financiële moeilijkheden in de zetmeelindustrie,
onder meer als gevolg van milieu-investeringen en
afzetproblemen. Dit noodzaakte tot herstructurering
met medewerking van de overheid om de
werkgelegenheid in de teelt en de verwerking van
fabrieksaardappelen zoveel mogelijk veilig te stellen.
Melkveehouderij
In de melkveehouderij werden de bedrijfsresultaten
in het verslagjaar bevorderd door een lichte
verbetering van de melkprijzen; hiertegenover
stonden echter stijgende krachtvoerprijzen en lagere
opbrengsten voor nuchtere kalveren.
Het moderniseringsproces schreed in enigszins
vertraagd tempo voort. De vooruitzichten voor de
melkveehouderij zijn onzeker door de sombere
verwachtingen over het zuivelbeleid in de Europese
Gemeenschap in verband met de verder toe
nemende melkproduktie.
Intensieve veehouderij
De resultaten van de intensieve veehouderij werden
in het verslagjaar ongunstig beïnvloed door een
stijging van de veevoerprijzen en door de reeds
genoemde afzetmoeilijkheden in het buitenland voor
mestkalveren en varkens. De druk op de
Investeringen op landbouwbedrijven (in f mrd.)
70/71 72/73 74/75 76/77 78/79
totale investeringen
gefinancierd met eigen vermogen Bron: LEI
opbrengstprijzen van varkensvlees, die reeds een
cyclische daling vertoonden, werd hierdoor zodanig
vergroot, dat voor veel varkenshouders de financiële
situatie penibel werd. Mede ten gevolge van de
afzetmoeilijkheden voor varkensvlees en de al sinds
een aantal jaren dalende export van vleeswaren,
vond een verschuiving plaats naar uitvoer van
levende varkens, wat een negatieve invloed had op
de werkgelegenheid in de verwerkingsindustrie.
De prijsvorming voor eieren ontwikkelde zich
gunstig, zowel door een verdertoenemende afzet
naar West-Duitsland, als door een sterk vergrote
vraag vanuit het Midden-Oosten. Daardoor kwam in
de legpluimveehouderij een verbetering van de
rentabiliteit tot stand, waarbij echter gewaakt moet
worden vooroverproduktie. In de slachtkuikensector
werden de wat hogere voerprijzen gecompenseerd
door iets hogere opbrengstprijzen, waardoor de
rentabiliteit weinig verandering onderging.
Tuinbouw
In de glastuinbouw heeft de kostenstijging,
voornamelijk door hogere energieprijzen, een verdere
druk op de resultaten teweeggebracht.
Bij de groenteteelt onder glas kon evenwel, gezien de
gunstige ontwikkeling van de opbrengstprijzen, in
tegenstelling tot de laatste jaren een bevredigend
resultaat worden geboekt. In de bloemisterij onder
glas bleef de stijging van de opbrengsten achter bij
die van de kosten, met als gevolg een verder
teruglopende rentabiliteit. De overschakeling van
groenteteelt naar bloemisterij onder glas is hierdoor
vrijwel tot stilstand gekomen.
De fruitsector bleef als gevolg van afzetproblemen in
ernstige financiële problemen verkeren, ofschoon het
oogstresultaat in 1 980 door hogere opbrengstprijzen
verbeterde. Het hernieuwd streven naar versterking
van de concurrentiepositie en modernisering van het
verouderde afzetapparaat is in het verslagjaar op
gang gekomen.
De oogst van vollegrondsgroenten werd door
ongunstige weersomstandigheden in het voorjaar
vertraagd en leed begin november schade door de
vroeg invallende vorst. Het bedrijfsresultaat werd
echter gunstig beïnvloed door de goede prijsvorming
voorde produkten.
De bloembollentelers hebben in het verslagjaar een
goed bedrijfsresultaat behaald, evenals de
boomkwekers, die profiteerden van een blijvend
grote vraag naar hun produkten, zowel op de
binnenlandse markt als voor export.
Bij de champignonteelt bleef de toename van de
aanvoer beneden de aanvankelijke verwachting.
Mede door een stringent importbeleid van de EEG
konden de prijzen voor champignons zich op een
redelijk niveau handhaven.
Visserij
De vloot van de grote zeevisserij is in de afgelopen
jaren belangrijk ingekrompen. Het bedrijfsresultaat is
in het verslagjaar bij dat van 1979 achtergebleven
als gevolg v,an vangstbeperkende maatregelen, met
name het haringvangstverbod op de Noordzee.
De overgebleven vloot werd vooral ingezet voor de
visserij op makreel.
In de kottervisserij vormden de gunstige
bedrijfsuitkomsten van 1 978 en 1 979 - mede in
verband met fiscale afschrijvingsbepalingen - een
belangrijke stimulans tot nieuwbouw. De vloot is
vorig jaar met een 40-tal kotters toegenomen tot
ongeveer 540 schepen. De bedrijfsresultaten waren
echter slechter dan in 1979, vooral als gevolg van de
sterke stijging van de gasolieprijs.
De garnalenvisserij is in het verslagjaar op een
enigszins hogere besomming uitgekomen dan in
1979, hoewel in het ongunstige prijsverloop nog
geen verbetering kwam.
In de mosselcultuur werden door de hoge
opbrengstprijzen goede resultaten behaald.
Evenals in voorgaande jaren werden enkele nieuwe
schepen aan de mosselvloot toegevoegd.
Midden- en kleinbedrijf
Als belangrijk onderdeel van het bedrijfsleven werd
ook het midden- en kleinbedrijf, dat aan circa 40%
van de beroepsbevolking werk verschaft, in het
verslagjaar geconfronteerd met de structurele en
conjuncturele problemen van de Nederlandse
economie.
De stagnatie in de consumptieve bestedingen, met
name voor duurzame consumptiegoederen, deed de
omzet van de detailhandel in 1 980 minder groeien.
Industrie en ambacht hadden tevens te lijden van de
teruglopende investeringen, waarbij ook de
ingestorte bouwmarkt een rol speelde.
Op de horecasector had de economische
achteruitgang in zoverre een positieve invloed, dat
meer belangstelling voor vakantie in eigen land
25