Economische ontwikkeling
Internationaal
Wereldconjunctuur
De verbetering van het economische klimaat, die
gedurende 1 978 in de industrielanden was
opgetreden, is in de loop van het verslagjaar tot
stilstand gekomen. De eerste tekenen van een
hernieuwde omslag kwamen uit de Verenigde
Staten, gevolgd door een groeivertraging in
West-Europa en Japan.
Belangrijke oorzaken hiervan waren de grote
onzekerheid over de internationale energie
voorziening en de forse olieprijsstijging.
Daarnaast was van belang, dat in verscheidene
industrielanden - met name de Verenigde Staten
en West-Duitsland - het monetaire beleid ter
bestrijding van de inflatie werd verscherpt.
Het gevolg hiervan was een aanzienlijke rente
verhoging, vooral in die landen waar de wisselkoers
ook met de rente werd ondersteund.
Uiteraard leidde dit tot een terugslag op de
bestedingen, waardoor in de industrielanden de
groei van hun produktie, ofschoon gemiddeld nog
altijd 3% boven het niveau van 1978, in de loop van
het verslagjaar sterk werd vertraagd. Van een
vermindering van de werkloosheid was dan ook
nauwelijks sprake. Voor 1980 zijn de economische
vooruitzichten, vooral als gevolg van de verdere
olieprijsverhogingen, nog ongunstiger.
De directe aanleiding voor de oliecrisis was gelegen
in politieke onrust in het Midden-Oosten. Daarbij is
echter opnieuw gebleken, dat de diepere oorzaak zit
in de starheid van vraag en aanbod, waardoor
betrekkelijk geringe schommelingen in de olie-
produktie tot heftige prijsbewegingen kunnen leiden.
In de loop van 1979 werden de olieprijzen
herhaaldelijk verhoogd tot uiteindelijk ongeveer het
dubbele van het niveau van 1978. Voor de olie-
importerende landen betekende dit een ernstige
aantasting van de bestedingsmogelijkheden en een
aanzienlijke ruilvoetverslechtering.
Het algemene prijspeil in de industrielanden werd
hierdoor met 1 extra verhoogd en de economische
groei met 1 verlaagd, terwijl hun gezamenlijke
netto energie-invoer 45 miljard duurder werd.
Mede hierdoor boekten zij in totaal op de lopende
rekening van de betalingsbalans in 1 979 een tekort
van 35 miljard, te vergelijken met een overschot
van 1 0 miljard in 1978. Ook de groep van olie-
importerende ontwikkelingslanden werd door de
olieprijsstijging zwaar getroffen; hun tekort op de
lopende rekening van de betalingsbalans liep met
10 miljard op tot 45 miljard. Voor 1 980 moet
nog een aanzienlijke stijging van deze betalings
balanstekorten worden verwacht.
Betalingsbalansfinanciering
Bij de groep van olie-exporterende landen zal de
olieprijsverhoging in 1 980 uiteraard opnieuw leiden
tot een forse stijging van het betalingsbalans
overschot op de lopende rekening, dat in 1979
reeds tot 65 miljard was opgelopen. In beginsel
zouden deze middelen weer kunnen worden aan
gewend voor de financiering van de betalings
balanstekorten van de olie-importerende landen.
Het is echter om verschillende redenen
onwaarschijnlijk, dat deze terugsluizing van oliegelden
even soepel zal verlopen als na de vorige oliecrisis.
Allereerst moet worden geconstateerd, dat de
schuldenlast van veel ontwikkelingslanden, als
gevolg van het omvangrijke beroep op betalings
balanskredieten in de afgelopen jaren, aanzienlijk is
verzwaard. Bovendien zullen deze landen thans
rekening moeten houden met stijgende rentekosten
en minder gunstige uitvoermogelijkheden. Op zijn
beurt zal het internationale bankwezen, naarmate de
grenzen van het aanvaardbare landenrisico dichter
worden benaderd, veelai minder geneigd zijn tot
voortgaande kredietverlening. Voorts zal de toe
nemende bezorgdheid van de monetaire autoriteiten
kunnen leiden tot scherper toezicht op de
internationale kredietverlening. Daarnaast zullen ook
politieke factoren het internationale bankwezen
brengen tot een meer terughoudende opstelling bij
de kredietverlening aan bepaalde landen.
Het is dan ook welhaast onvermijdelijk, dat de
internationale kredietverlening door het particuliere
bankwezen een geringer aandeel zal krijgen in de
financiering van de toenemende betalingsbalans
tekorten. Daardoor zal de terugsluizing van
olie-gelden in sterkere mate langs andere kanalen
moeten verlopen. Met name officiële instellingen
zoals het Internationale Monetaire Fonds (IMF)
zullen hierbij een belangrijke rol kunnen spelen.
Een dergelijke methode van betalingsbalans
financiering heeft als voordeel, dat door het IMF te
stellen beleidsvoorwaarden het aanpassingsproces
kunnen bevorderen.
Overigens kan deze financiering door internationale
organisaties zeer wel vergezeld gaan van aan
vullende kredietverlening door het particuliere
bankwezen. Voor de banken heeft dit als voordeel,
dat zij er redelijk van verzekerd kunnen zijn, dat het
betrokken debiteurland een zodanig beleid zal
voeren, dat het te zijner tijd inderdaad zijn schuld
weer zal kunnen aflossen.
15