miljard Nieuw verstrekte leningen door de totale organisatie f 6,0 miljard agrarische sector niet agrarische sector overige groepen Centrale Rabobank samen worden verzorgd. In totaal verstrekten de centrale bank en haar meerderheidsdeelnemingen in 1979 nieuwe leningen voorf 1 398 (895) miljoen, waarvan f 556 (447) miljoen voor rekening kwam van De Lage Landen N.V. Agrarische Sector Hoewel ook in de agrarische sector als geheel de kredietvraag minder sterk toenam dan in voor gaande jaren, kan voor deze sector nog altijd van een hoog investeringsniveau worden gesproken. Specialisatie, schaalvergroting en modernisering zetten zich ook in 1 979 voort. De daarmee gepaard gaande investeringen ondervinden duidelijk stimulansen van de W.I.R. en van de rente subsidieregeling. Landbouwbedrijven namen in het verslagjaar nieuwe leningen op tot een totaalbedrag van f 3 81 7 (3 350) miljoen. Ten opzichte van 1 978 betekent dat een stijging met 14 (30) Tussen de agrarische sectoren zijn aanzienlijke verschillen in ontwikkeling van de kredietvraag te constateren. Dit wordt in belangrijke mate veroorzaakt door het uiteenlopen van resultaten en vooruitzichten per sector. In 1 978 en 1 979 zijn die resultaten in veel sectoren duidelijk minder goed geweest dan in 1 976 en 1 977. Daarbij valt met name te denken aan de intensieve veehouderijbedrijven, de akker bouwbedrijven en de tuinbouwbedrijven, waar de groei van de kredietvraag dan ook het sterkst afnam. In de sector van de akkerbouwbedrijven is daarbij uiteraard ook de sedert medio 1 978 min of meer tot staan gekomen prijsstijging van grond van betekenis geweest. In de melkveehouderij is niettemin nog altijd sprake van een sterke stijging van de krediet vraag. De bouw van ligboxenstallen en de over schakeling op tankmelken gaan in hoog tempo door. Met name in de veehouderijsector wordt daarbij nog altijd zeer veel gebruik gemaakt van de rente subsidieregeling. In het kader van deze regeling werden in het verslagjaar bijna 3 300 (3 000) aanvragen goedgekeurd met een totaal subsidiabel leningbedrag van f 485 (650) miljoen. Daarvan had meer dan 75 (65) betrekking op de rundvee houderij. De daling van het totale bedrag kwam grotendeels tot stand in de tuinbouwsectoren en moet in hoge mate worden toegeschreven aan de drastische verlaging, met ingang van oktober 1 978, van het maximaal subsidiabele leningbedrag. Deze verlaging hield ten dele verband met de invoering van de W.I.R. Met betrekking tot de W.I.R. hebben wij overigens de indruk dat deze regeling ook in de agrarische sector als geheel een belangrijke investeringsstimulans betekent, zeker in regio's met een bijzondere toeslag. Tuinbouwbedrijven namen in 1 979 nieuwe leningen op tot een bedrag van f 1 532 (1 412) miljoen, een stijging met 8 (32) Alleen in de vollegronds- tuinbouw werden tot een aanmerkelijk groter bedrag nieuwe leningen gevraagd dan in 1978. Daartegenover stond een scherpe daling van het groeitempo in de glastuinbouw: minder goede resultaten, met name in de bloementeelt, alsmede de onzekerheid ten aanzien van het prijsniveau van de energievoorziening zijn hieraan niet vreemd. Nieuwe leningen aan bedrijven in de sector van de agrarische handel en industrie stegen in het 30 verslagjaar met 33 (22) tot f 606 (455) miljoen. De vraag naar vaste leningen van zowel de land- en tuinbouwcoöperaties op plaatselijk niveau als van de grote, op landelijk of regionaal niveau werkende coöperaties, nam sterk toe. De agrarische sector als geheel nam in het verslag jaar bij onze organisatie nieuwe leningen op tot een totaalbedrag van f 5 955 (5 217) miljoen, 14 (30) meer dan in 1978. Het aandeel van de agrarische sector in het totaal van de verstrekte nieuwe leningen steeg daarmee tot 33 (29) een hoog niveau dat sedert 1974 niet meer was voorgekomen en dat vooral is toe te schrijven aan het teruglopen van de vraag naar woningfinancieringen. Binnen de agrarische sector kwam de gehele stijging voor rekening van de individuele landbouwbedrijven, waarvan het aandeel toenam tot 22 (18) Een gering deel van de in het verslagjaar verstrekte nieuwe leningen aan de agrarische sector werd gegarandeerd door de Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de activiteiten van dit fonds. Daaruit blijkt een gestage verdere daling van de activiteiten van het Borgstellingsfonds, dat zich in 1979 garant verklaarde voor nieuwe leningen tot een bedrag van f 125 (113) miljoen ten behoeve van cliënten van onze organisatie. Handel, nijverheid en dienstverlening Aan de sectoren handel, nijverheid en dienstverlening (niet-agrarische bedrijven) werden door onze organisatie in het verslagjaar nieuwe leningen verstrekt ten bedrage van f 3 553 (3 100) miljoen. Ten opzichte van het voorafgaande jaar betekent dat een stijging met 15(21)%. Ondanks deze minder sterke groei nam het aandeel van deze bedrijven in het totaal van de nieuw verstrekte leningen toe tot 20 (1 7) De terugval in het groeitempo van de kredietverlening aan deze sectoren is in de eerste plaats toe te schrijven aan een vermindering van de investeringsanimo. In voorafgaande jaren bewogen investeringen zich hier op een verhoudingsgewijs hoog peil, onder meer in verband met de eertijds verwachte conjuncturele opleving in 1 978/1 979. Nu die opleving weer achter de rug lijkt en bovendien het optimisme ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen is getemperd onder invloed van energieproblemen en weer aan wakkerende inflatie, nemen ook de investeringen minder sterk toe. Voorts hebben wij de indruk dat in verband met de invoering van de W.I.R. een aantal investeringsvoornemens vervroegd ten uitvoer is gebracht, hetgeen een verschuiving van begin 1 979 naar eind 1 978 heeft veroorzaakt. Ten slotte heeft zeker ook de hoge rentestand de investeringsanimo getemperd. Het verheugt ons te kunnen constateren dat onze inspanningen in de sectoren handel, nijverheid en dienstvelening succes hebben gehad. Inmiddels is het accent van onze inspanningen verlegd naar verbreding en verdieping van onze relaties met bestaande cliënten in deze sectoren. Meer dan in het bedrag aan nieuw verstrekte leningen komen de effecten daarvan tot uitdrukking in de overige vormen van dienstverlening en in de tegoeden en kredieten in rekening-courant. Totaal bedrijven Agrarische bedrijven en bedrijven in de sectoren handel, nijverheid en dienstverlening samen namen in het verslagjaar bij onze organisatie nieuwe leningen op ten bedrage van f 9 508 (8 317) miljoen, 1 4 (27) meer dan in 1 978. Het aandeel van bedrijven in de totale verstrekkingen nam daarmee flink toe tot 53 (46) Overige groepen Aan overige groepen (in hoofdzaak particulieren) werden in het verslagjaar nieuwe leningen verstrekt voor een totaalbedrag van f 8 573 (9 634) miljoen. Dat is 11 minder dan in 1 978, toen sprake was van een stijging met 1 5%. In 1977 beliep die stijging zelfs 27%. Het genoemde bedrag beloopt 47 (54) van de totale verstrekkingen. Daarvan was f 7 452 (8 569) miljoen bestemd voor woningfinancieringen. Te zamen met f 1 302 (1 305) miljoen welke voor dit doel werden verstrekt aan bedrijven, waren f 8 754 (9 874) miljoen of 49 (55) van alle nieuwe leningbedragen bestemd voor de financiering van het eigen woningbezit. De terugval in 1979 van de kredietvraag voor woningfinancieringen is veroorzaakt door het samengaan van een aantal factoren. Hoewel er nog altijd sprake is van een gestage groei van het eigen woningbezit, lijkt de animo daarvoor momenteel wat tanende. Na de scherpe prijsstijgingen van woningen tot medio 1978 zijn sedertdien de prijzen voor bestaande woningen substantieel gedaald. Hoewel de ramingen dienaangaande uiteenlopen, mag naar onze mening worden aangenomen dat de gemiddelde prijzen voor bestaande woningen in 1979 ongeveer 8% lager waren dan in 1978. In bepaalde delen van ons land was die daling zelfs belangrijk groter. Een prijsdaling werkt een afwachtende houding van adspirant-kopers in de hand. Die houding wordt nog versterkt door factoren zoals de hoge rentestand, de geringere reële en inflatoire inkomensstijging en zeker ook de voortdurend gevoede onzekerheid over de mate van fiscale aftrekbaarheid van rentelasten in de toekomst. De daardoor veroorzaakte aarzeling in de vraag naar bestaande woningen werkte een verdere prijsdaling in de hand zoals in 1976 en 1977 de stijging van de prijzen een gevolg was van de zeer grote vraag. Van betekenis bij de daling van de verstrekking van nieuwe woningbouwleningen was ook de afzet van nieuwe eigen woningen. Mede onder invloed van de strenge winter werden in het verslagjaar rond 5% minder eigen woningen in aanbouw genomen, terwijl het aantal voltooide eigen woningen zelfs 25% lager was dan in 1978. Enig effect van de gewijzigde subsidieregelingen voor de woningbouw is nog niet merkbaar geweest. Dat was mede een 31

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1979 | | pagina 17