Goud- en olieprijzen
1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979
26
600
500
400
300
200
100
0
0
prijs van goud op vrije markt te Londen in per ounce
(kwartaalgemiddelden; schaal links)
prijs van ruwe olie uit Saoedi-Arabië in per barrel
(kwartaalultimo's, schaal rechts)
Bron: Kwartaalbericht DNB (goud)
US monthly bulletin (olie)
Wisselkoersontwikkeling
De toenemende ongerustheid over de gevolgen van
de oliecrisis voor de Amerikaanse economie,
gevoegd bij de aanhoudend hoge inflatie aldaar, had
tot gevolg dat de dollarkoers in de zomermaanden
onder druk kwam te staan en door de Amerikaanse
autoriteiten moest worden gesteund met inter
venties op de valutamarkt en discontoverhogingen.
Tegelijkertijd ontstonden ook spanningen binnen het
Europese Monetaire Stelsel (EMS), aangezien de
toenemende belangstelling voor de Duitse mark nog
werd aangemoedigd door renteverhogingen in het
kader van een op inflatiebestrijding gerichte
monetaire politiek in West-Duitsland.
Zwakkere EMS-valuta's zoals de Deense kroon en
de Belgische frank konden deze stijging van de
markenkoers ondanks interventiesteun en
rente-verhoging slechts moeizaam volgen: ook voor
de gulden was dit enigermate het geval.
Hieruit resulteerde in september een
wisselkoersaanpassing, waarbij de Duitse mark
met 2% werd gerevalueerd en de Deense kroon met
3% gedevalueerd ten opzichte van de overige
EMS-valuta's. Twee maanden later werd opnieuw
overgegaan tot een devaluatie van de Deense kroon,
ditmaal met 5%. Intussen hadden de Amerikaanse
autoriteiten een aantal monetaire maatregelen
afgekondigd, gericht op ondersteuning van de
dollarkoers en beteugeling van de inflatie.
Daarbij vond in het monetaire beleid ook een
belangrijke accentverschuiving plaats, namelijk van
beheersing van de rente naar regulering van de
reserves van het bankwezen. Na een aanvankelijk
koersherstel kwam de dollar, als gevolg van de
stijgende politieke spanningen tusssen de Verenigde
Staten en Iran, weer onder druk te staan. Een en
ander leidde tot een hernieuwde opwaartse druk op
de Duitse mark en een verdere stijging van de
goudprijs.
Alles bij elkaar heeft het EMS, dat in maart 1979
van start is gegaan, de opgetreden spanningen
tijdens het verslagjaar redelijk doorstaan.
In september konden de betrokken ministers dan
ook tot de conclusie komen, dat het EMS in het
eerste halfjaar van zijn bestaan bevredigend had
gewerkt en geen herziening behoefde. Voor een
blijvend welslagen van dit stelsel, dat beoogt door
nauwere samenwerking in Europa een zone van
monetaire stabiliteit tot stand te brengen, zal
evenwel een betere coördinatie van de economische
en monetaire politiek in de betrokken lidstaten der
Europese Gemeenschappen onontbeerlijk zijn.
Indien het grote verschil in inflatietempo tussen de
deelnemende landen blijft voortbestaan (eind 1 979-
4,75 in Nederland en 18% in Italië), zal onderlinge
koershandhaving vroeg of laat onmogelijk blijken en
monetaire stabiliteit een wensdroom blijven.
Nederlandse economie
Anders dan in voorgaande jaren vertoonden in 1 979
de groei van de wereldhandel en het Nederlandse
aandeel daarin weer een opleving.
Hieruit mag echter niet worden afgeleid, dat thans
definitief een halt is toegeroepen aan de verzwakking
van onze internationale concurrentiepositie.
Een belangrijke rol daarbij speelt de loonkosten
ontwikkeling. Weliswaar was de stijging van de
loonkosten per eenheid produkt in onze
verwerkende industrie in 1 979 veel geringer dan in
concurrerende landen, maar voor 1 980 zijn de
vooruitzichten minder rooskleurig. Bovendien werd
het gunstige resultaat in het verslagjaar sterk
beïnvloed door het conjunctuurherstel in
West-Europa. Het valt te vrezen dat ook in dit
opzicht het jaar 1 980 een minder voorspoedig beeld
zal geven.
Derhalve blijft een structurele verbetering van onze
internationale concurrentiepositie noodzakelijk.
Naast een relatief geringe stijging van de
uitvoerprijzen, door matiging van de loonkosten,
zou daartoe een verruiming van de afzetgebieden en
een verdere spreiding in de samenstelling van het
uitvoerpakket wenselijk zijn.
De uitvoer van aardgas levert momenteel nog steeds
een waardevolle bijdrage aan onze handelsbalans,
maar een te sterke afhankelijkheid van deze
bodemschat is ongewenst, aangezien onze aardgas
rijkdom niet onuitputtelijk is. Daarom zou moeten
worden getracht de hieruit afkomstige extra
middelen niet te laten leiden tot meer consumptieve
16
bestedingen door particulieren of overheid.
Veeleer zou moeten worden gestreefd naar meer
investeringen van bedrijfsleven of overheid ter
verbetering van de structuur van de Nederlandse
economie. Zo zou ook op langere termijn de hand
having van onze concurrentiepositie en daarmee
tevens de groei van onze goederenuitvoer, als een
der belangrijkste pijlers van onze welvaart, kunnen
worden verzekerd.
De gunstige ontwikkeling van het uitvoervolume in
het verslagjaar kon niet verhinderen, dat het tekort
op de lopende rekening van de betalingsbalans
opliep van ruim f 2 miljard in 1978 tot f 4,5
miljard in 1979.
De betalingsbalans werd namelijk ongunstig
beïnvloed door een omslag in het onzichtbare
verkeer en door ruilvoetverslechtering. Dit laatste
hield verband met de vertraagde prijsaanpassing van
onze aardgasuitvoer aan het sterk gestegen invoer-
prijspeil van ruwe olie.
Mede dank zij de aantrekkende buitenlandse vraag
onderging de produktie van bedrijven een volume
groei van 2,5% Deze ging echter niet gepaard met
een toeneming van de werkgelegenheid. Het aantal
werklozen liep zelfs nog enigszins op tot gemiddeld
210 000. Tegelijkertijd steeg evenwel ook het
aantal openstaande personeelsaanvragen tot
ongeveer 70 000. Hieruit zou men mogen afleiden,
dat een vermindering van de werkloosheid ten dele
zou kunnen worden bereikt door een betere
onderlinge aansluiting van vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt. Daarbij kan onder meer worden
gedacht aan bevordering van de mobiliteit der
beroepsbevolking, bijstelling van scholings
programma's en vergroting van loondifferentiatie.
Een en ander laat echter onverlet de betekenis die
moet worden gehecht aan een beleid, dat is gericht
op uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen door
aanmoediging van bedrijfsinvesteringen. Daartoe is
met name een verbetering van de rendements
positie van het bedrijfsleven noodzakelijk. Dit vereist
een meer gematigde stijging van loonkosten en
collectieve lasten en een verlaging van de rente
kosten. Weliswaar ontwikkelden de arbeidskosten
zich in het verslagjaar betrekkelijk gunstig, maar de
belasting- en premiedruk vertoonden een voort
gaande stijging, terwijl ook het rentepeil sterk opliep.
Voor 1980 viel aanvankelijk een hogere loonkosten-
Volumestijging van goederenuitvoer en wereldhandel (in%)
O goederenuitvoer
wereldhandel (herwogen)
17