Organisatorische aspecten
Algemeen
In het afgelopen jaar is het rapport van de in 1975
ingestelde 'Subcommissie ter bestudering van de
Financiële Verhoudingen' door de Centrale Kl ing
vergadering met algemene instemming ontvangen.
Inmiddels zijn diverse uit dit rapport voorvloeiende
voorstellen uitgewerkt tot financiële regelingen,
die in 1979 van kracht zijn geworden. Zo is er een
nieuwe Renteregeling en een nieuwe Liquiditeits
regeling. Tevens is de vroegere A-grens verlaagd
tot 29% hetgeen de gezamenlijke Rabobanken meer
ruimte verschaft tot het doen van eigen uitzettingen.
Voor de tweede achtereenvolgende maal is binnen
de Rabobankorganisatie een beleidsplanningcyclus
in gang gezet. Hierin is met name het verband
tussen beleidsplanning, activiteitenplanning en
begroting c.q. budgettering benadrukt.
Aangesloten banken en kantoren
In het verslagjaar is het aantal aangesloten
Rabobanken als gevolg van 13 (13) onderlinge
fusies gedaald met 13 (15) tot precies 1 000 banken.
Dit ronde getal was geen lang leven beschoren,
omdat er per 1 januari 1979 opnieuw een tweetal
banken een fusie zijn aangegaan. Ten tijde van de
fusie van de beide centrale banken waren er nog rond
1200 aangesloten banken.
Het aantal vestigingen nam in het verslagjaar af
met 8 (20) tot 3 102 vestigingen. Aan de outillage
van de kantoren wordt voortdurend aandacht
besteed. Deze voldoet aan de hoge eisen die men
in deze tijd daaraan stelt.
Personeelsontwikkeling
Het aantal bij de gezamenlijke aangesloten
Rabobanken werkzame personen nam in het
verslagjaar toe met 961 (889), een iets grotere
toeneming derhalve dan in 1977 en in de vijf daaraan
voorafgaande jaren.
Bij de Centrale Rabobank en haar meerderheids
deelnemingen nam het personeelsbestand toe met
348 (25) tot 4 078 personen. Deze forse toename
bestaat voor een deel uit een inhaalvraag uit
het jaar 1977 in welk jaar de personeelstoename
zeer gering is geweest. Het aantal openstaande
vacatures en het aantal uitzendkrachten was
ultimo 1978 dan ook lager dan een jaar eerder.
Voor de Rabobankorganisatie als geheel betekent
een en ander dat het personeelsbestand
toegenomen is met 1 309 (914) tot 24 182
(22 873) personen. Daarmee was voor het eerst
sedert 1974 weer sprake van een toename in de
procentuele groei van het personeelsbestand.
Onderstaand is de personeelsontwikkeling bij de
Rabobankorganisatie vanaf 1970 weergegeven.
Mede dank zij de ontwikkeling van de automatisering
en het daaruit voortvloeiende hogere niveau van
dienstverlening, heeft de Rabobankorganisatie,
Personeelsontwikkeling Rabobankorganisatie
Jaar
Personeelsbestand
Toename in
Toename in
aantallen
procenten
1970
14 694
2 294
19
1971
16 716
2 022
14
1972
1 7 645
929
6
1973
18 597
952
5
1974
19 854
1 257
7
1975
20 932
1 078
5
1976
21 959
1 027
5
1977
22 873
914
4
1978
24 182
1 309
6
macro-economisch beschouwd, wederom een
belangrijke bijdrage geleverd aan het scheppen
van de inmiddels schaars wordende nieuwe arbeids
plaatsen.
Opleiding
Ook in de verslagperiode is ruime aandacht
geschonken aan het op peil houden van de kennis
en bekwaamheden van personeelsleden van de
centrale bank, alsmede van personeelsleden en
bestuurders van plaatselijke Rabobanken.
In toenemende mate wordt gebruik gemaakt van
audiovisuele hulpmiddelen bij de opleidings
activiteiten ten behoeve van de plaatselijke
Rabobanken. Op deze wijze wordt bijgedragen
aan de praktische mogelijkheden om aan de
voortdurend toenemende noodzaak tot opleiding
tegemoet te komen. Bij de Centrale Rabobank valt
daardoor in de opleidingswerkzaamheden de nadruk
vooral op voorbereiding, advisering en begeleiding.
In samenwerking met het opleidingscentrum
'De Baak' zijn in de verslagperiode management
trainingen gehouden voor directeuren van
aangesloten banken.
A utomatisering
In het verslagjaar is door de Hoofddirectie een
Stuurgroep Automatisering ingesteld, die de sturing
van alle automatiseringsactiviteiten in de organisatie
ter hand zal nemen. De dagelijkse uitvoering van de
automatisering is opgedragen aan het Management
Team Automatisering. Dit team heeft als
voornaamste doel de automatiseringstoepassingen
in een projectvorm te realiseren, waarbij de
gebruikers (zowei Centrale Rabobank als plaatselijke
Rabobanken) effectief zullen worden ingeschakeld.
Ook in 1978 zijn verschillende projecten afgesloten.
Van de te Eindhoven geautomatiseerde spaar
rekeningen is de conversie naar een nieuw systeem
voltooid. Voorts is een systeem ontwikkeld
waarmee een cliëntgerichte benadering op
eenvoudige wijze mogelijk is. De toepassingen
van computeroutput op microfilm (COM) zijn in het
verslagjaar verder uitgebreid, terwijl in september
38
de mogelijkheden met betrekking tot automatische
periodieke overboekingen belangrijk zijn verbeterd.
Het in 1976 geïnstalleerde DEC-20 systeem, is in
1978 uitgebreid zowel wat betreft geheugen
capaciteit als wat betreft aantallen eindstations.
Zo is het aantal terminals ruimschoots verdubbeld
tot 64. Bij enkele banken zijn proeven genomen
met een bankterminalsysteem, welk systeem
uiteindelijk via data-communicatielijnen wordt
verbonden met computers bij de Centrale Rabobank.
Vanaf eind 1978 worden speciale voorlichtings
bijeenkomsten over deze systematiek
georganiseerd.
Bedrijfsresultaten
De beschreven gang van zaken bij onze organisatie
resulteerde in een groei van het geconsolideerde
balanstotaal met 21 (20)% tot f 74 229 (61 095)
miljoen.
Ondanks de verminderde inflatiegraad was de
relatieve groei nog iets sterker dan in het vooraf
gaande jaar. Evenals in 1977 konden ook in het
verslagjaar de bedrijfsresultaten geen gelijke tred
houden met de sterke groei van de bedrijfsomvang.
De in 1976 begonnen afkalving van de rentemarge
zette zich in de eerste drie kwartalen van het
verstreken jaar in nog versterkte mate voort; in die
periode werkte de daling van de rentetarieven
sterker door in de debet- dan in de credittarieven.
De sterke stijging van het renteniveau in het
laatste kwartaal bood daartegen onvoldoende
compensatie, zodat ook over het gehele jaar
genomen wederom een aanzienlijke verkrapping van
de rentemarge viel te constateren. Behalve door de
rentestanden op geld- en kapitaalmarkt is de rente
marge in het verslagjaar eveneens gedrukt door het
feit dat vanwege de sterke kredietgroei en in zekere
mate ook vanwege de van kracht zijnde krediet
beperking wederom een groot beroep moest worden
gedaan op de onderhandse kapitaalmarkt.
De langs die weg aangetrokken middelen zijn qua
rentekosten aanzienlijk duurder dan onze
traditionele middelenbronnen.
Na de sterke stijgingen van de afgelopen jaren zijn in
het verslagjaar de provisie-inkomsten, althans
relatief, minder toegenomen. Dat is te begrijpen, nu
de groei van de nieuw verstrekte leningen is
verminderd en nu, gerekend vanaf het hogere
beginniveau, ook de activiteiten waarvan de omvang
niet tot uitdrukking komt in het balanstotaal relatief
minder sterk stijgen. Uiteindelijk steeg de rentewinst
met 7 (7)% tot f 1 775 (1 655) miljoen en de
provisiewinst met 19 (24)% tot f 514 (434) miljoen.
Dat resulteerde in een rente- en provisiewinst van
f2 289 (2 088) miljoen, 10 (10)% meer dan in 1977.
De bedrijfskosten namen in totaal toe met 12 (11)%
tot f 1 559 (1 389) miljoen. Deze stijging is, ondanks
de lagere inflatiegraad, groter dan die van 1977.
Dat is geheel toe te schrijven aan het feit dat het
stijgingspercentage van 1977 is geflatteerd door
eenmalige extra-kosten, verband houdende met
pensioenvoorzieningen, welke in 1976 ten laste van
de algemene kosten zijn gebracht. Hierdoor stak
1977 ten opzichte van 1976 relatief gunstiger af.
Wordt het stijgingspercentage in 1977 hiervoor
gecorrigeerd, dan wordt het met 1978 vergelijkbare
stijgingspercentage van de bedrijfskosten 14%.
Bij de belangrijkste kostensoort, de personeelskosten,
zette de matiging in het stijgingstempo zich duidelijk
voort, ondanks de weer toegenomen groei van het
personeelsbestand. Nu de concurrentie in het
bankwezen toeneemt en nu het ernaar uitziet dat
een structurele verbetering van de rentemarge niet
in het verschiet ligt, wordt de noodzaak tot verdere
beperking van de kostenstijgingen des te groter.
Bij ons streven daarnaar handhaven wij onverkort
het uitgangspunt dat zulks niet mag gaan ten koste
van de kwaliteit van onze dienstverlening.
Integendeel, ook daarin blijven wij ons op een
verdere verbetering en intensivering richten.
Vóór voorzieningen en belastingen boekte onze
organisatie in het afgelopen jaar een winst van
f 731 (699) miljoen, een stijging met 5 (9)%
ten opzichte van 1977. Vanwege de wederom
sterke groei van de kredietverlening werd een
aanzienlijk bedrag, te weten f239 (235) miljoen,
toegevoegd aan de Voorziening voor Bedrijfsrisico's.
Als gevolg van de fiscale tegemoetkomingen aan
ondernemingen waren, ondanks de hogere winst, de
belastingen f 2 miljoen lager dan in 1977.
Mede daardoor kon de nettowinst met 12 (12)%
stijgen tot f 273 (244) miljoen.
Deze nettowinst wordt in onze organisatie
toegevoegd aan de reserves.
Het bedrijf van de Centrale Rabobank
Het rekening-couranttegoed dat krachtens interne
regelingen door de aangesloten banken bij de
centrale bank wordt aangehouden, is in het
verslagjaar slechts toegenomen met f 293 (2 048)
miljoen. Dit was mede het gevolg van de hoge
geldmarktrente waarvan aan het einde van het
verslagjaar sprake was. Onder invloed daarvan
namen de door de aangesloten banken aan de
centrale bank doorgegeven deposito's sterk toe
met f1125 miljoen, te vergelijken met een
afname van f 589 miljoen in 1977. Het een en ander
betekent dat bij de aangesloten banken de interne
grenzen voor de eigen kredietverlening, die ultimo
1977 reeds waren bereikt, ook ultimo 1978
beperkingen oplegden aan het doen van eigen
uitzettingen, ook wanneer rekening wordt gehouden
met de per 1 januari 1979 van kracht geworden
verruiming van die grenzen.
Ten einde de organisatie in staat te stellen om de
financieringsvraag die uitgaat boven de
middelengroei van de aangesloten banken te
honoreren en ten einde de gevolgen van het
39