de vergelijkbaarheid hebben wij in dit verslag
de gegevens over 1977 op dezelfde noemer
gebracht als die welke geldt voor de cijfers
over 1978.
De genoemde administratieve wijzigingen zijn er de
oorzaak van dat een vergelijking van de spaar-
ontwikkeling bij de onderscheiden instellingen niet
goed mogelijk is. Dat is de reden waarom de
traditionele spaaroverzichten aan het slot van dit
jaarverslag achterwege zijn gebleven.
Hoewel nominaal gerekend de aanwas van spaar-
middelen in het verslagjaar groter was dan in
1977, was er relatief gezien sprake van een lichte
terugval in de groei. Houden wij evenwel rekening
met de lagere inflatiegraad, dan kan naar onze
mening zeker niet van een ongunstige ontwikkeling
worden gesproken. De bereidheid tot sparen lijkt
in het verslagjaar eerder te zijn toegenomen.
De spaarneiging lijkt mede te worden beïnvloed door
de onzekerheid over de sociaal-economische
ontwikkelingen en ook door de in vergelijking met
voorgaande jaren sterk verbeterde verhouding
tussen de spaargeldrente en de geldontwaarding.
Dat geldt ongetwijfeld ook voor de in het verslagjaar
van kracht geworden fiscale vrijstelling van de
eerste f 200 rente-inkomsten. Bij voortduring
hebben wij gepleit voor dergelijke fiscale
tegemoetkomingen aan spaarders. Nu onder invloed
van de minder gunstige winstontwikkelingen de
bedrijfsbesparingen laag blijven is stimulering
van de gezinsbesparingen van het grootste belang
voor het mogelijk maken van de toekomstige
investeringen en daarmee voor de werkgelegenheid.
De vrijstelling van f 200 is in dat kader naar
onze mening zeer welkom. Daarbij merken wij echter
op dat in 1978 gemiddeld iedere Nederlander zo'n
f 7 000 spaartegoed bezat en gemiddeld circa
f 400 rente-inkomsten had. Een factor van belang voor
de nominale spaaraanwas vormt de nominale
inkomensgroei. Deze is in het verslagjaar afgenomen,
enerzijds als gevolg van de verminderde inflatoire
toeneming en anderzijds als gevolg van de verdere
daling van de reële inkomensstijgingen. Bij onze
banken speelt voorts ook de in vergelijking met
1976/1977 minder gunstige inkomensontwikkeling in
enkele agrarische sectoren een rol.
In tegenstelling tot in voorgaande jaren kwam het
merendeel van de spaaraanwas in het verslagjaar
terecht op rekeningen met opzegtermijn. Dat was
niet alleen het geval in het laatste kwartaal, toen
de hoge geldmarktrente tot omvangrijke
verschuivingen naar particuliere bankdeposito
rekeningen leidde, doch ook in de eerste drie
kwartalen. Dat is een opmerkelijke ontwikkeling.
Nu vanwege de afgenomen geldontwaarding sparen
weer tot reële vermogensgroei kan leiden, lijkt de
rentebewustheid groter dan in situaties waarin die
geldontwaarding (en de fiscus) de reële koopkracht
van spaartegoeden deed afnemen.
De beschreven ontwikkeling resulteerde in een groei
van de spaarmiddelen met f 4 387 (4 192) miljoen,
inclusief de per het einde van het jaar bijgeschreven
rente. Dat betekende een stijging met 13 (14)% tot
f 38 571 (34 184) miljoen. Het aandeel hierin van
de direct opvraagbare en gepremieerde
spaarvormen vertoonde een lichte daling.
De toeneming van het aantal spaarrekeningen was
groter dan in 1977. Dat was mede een gevolg van
de in mei gehouden actie met de bekende radio
spaarvarkens. Eind 1978 telde onze organisatie
7,75 (7,45) miljoen spaarrekeningen en particuliere
bankdepositorekeningen. Het gemiddeld tegoed per
rekening bedroeg per die datum f 4 980 (4 590).
Overige middelen
Onder de in de kerngegevens opgenomen post
middelen op termijn zijn begrepen de door onze
banken uitgegeven waardepapieren aan toonder,
de door de Rabohypotheekbank geplaatste pand
brieven, de door de Centrale Rabobank uitgegeven
obligatieleningen, zakelijke deposito's en
opgenomen onderhandse leningen. De middelen op
termijn namen in het verslagjaar toe met f 4 528
(3 111) miljoen tot f 11 962(7 434) miljoen.
Voor een in vergelijking met voorgaande jaren
aanzienlijk bedrag konden nieuwe pandbrieven
worden geplaatst. Mede als gevolg van de zeer
hoge geldmarktrente per het einde van het
verslagjaar namen ook de saldi op zakelijke
bankdepositorekeningen flink toe.
Ter dekking van de middelenbehoefte van de
Rabohypotheekbank N.V. werden in het verslagjaar
door haarzelf en ten behoeve van haar door de
centrale bank wederom voor een omvangrijk bedrag
nieuwe onderhandse leningen opgenomen.
In mei emitteerde de Centrale Rabobank een
obligatielening met een rente van 71/4% tot een
bedrag van f 200 miljoen.
Na een opvallend sterke groei in 1977 vertoonden
de saldi op privé-rekeningen in het verslagjaar
een normaal te achten toeneming met f 566 miljoen,
vergelijkbaar met f 840 miljoen in 1977 en f 554
miljoen in 1976. Het aantal privé-rekeningen blijft
gestaag groeien. Ondanks de toenemende
verzadigingsgraad steeg het aantal rekeningen in het
verslagjaar met 130 000 (135 000) tot 2,47 (2,34)
miljoen. Het gemiddeld tegoed per rekening kwam
per eind 1978 op f 2 050 (1 920), een stijging met
7 (16)%. De tegoeden op rekening-courant voor
bedrijven en instellingen gaven een toeneming met
f216 (532) miljoen te zien. In de matige groei van
deze tegoeden weerspiegelt zich de verminderde
liquiditeitspositie in een aantal agrarische sectoren.
Daarnaast is ook de hoge rentestand per het einde
van het jaar hierop van invloed geweest: grote saldi
zijn overgeheveld naar hoogrentende bank
depositorekeningen op korte termijn.
Totaal toevertrouwde middelen
In totaliteit namen de aan onze organisatie
34
Middelenaanwas bij de totale organisatie
1973
f 2868 miljoen
1978
f 9697 miljoen
14%
18%
45%
47%
spaargelden
middelen op termijn
rekening-courant-gelden
toevertrouwde gelden in het verslagjaar toe met
f9 697 (8 675) miljoen of 19 (21)% tot f59 691
(49 994) miljoen. Dit middelenbestand is als volgt
over de onderdelen van de organisatie verdeeld:
aangesloten banken f 52 112 (45 845) miljoen,
centrale bank f 3 374 (1 880) miljoen en
Rabohypotheekbank N.V. f 4 205 (2 269) miljoen.
Bijzondere diensten
Internationale activiteiten
De verdere uitbouw en verdieping van het
buitenlands bedrijf van de Rabobankorganisatie
heeft zich ook gedurende 1978 op bevredigende
wijze voortgezet. In verband met de toegenomen
internationalisatie van bedrijvigheid van onze
cliënten is in het verslagjaar gestreefd naar
een verbreding van de basis van het buitenlands
bedrijf. Zulks komt onder meer tot uitdrukking
in het feit dat in 1978 is overgegaan tot de
stichting van een vestiging op de Nederlandse
Antillen van de Centrale Rabobank Curacao N.V.
en de Centrale Rabobank Trustmaatschappij
Curacao N.V. Beide instellingen hebben hun deuren
begin 1979 geopend.
De samenwerking op internationaal terrein tussen
de Rabobankorganisatie en een aantal West-
europese zusterorganisaties in de Unico Banking
Group heeft zich voorspoedig ontwikkeld en zal
verder worden geïntensiveerd.
Met name zal daarbij aandacht worden gegeven
aan een verdere verdieping van de integrale
dienstverlening aan cliënten van de leden van de
groep, aan het gezamenlijk optreden op nieuwe
deelmarkten en aan de versteviging van de positie
op de internationale financiële markten. Ook London
and Continental Bankers Ltd. te Londen, waarin
naast de leden van de Unico Banking Group wordt
deelgenomen door enige andere Europese
coöperatieve bankinstellingen, leverde in het
verslagjaar een bijdrage aan onze internationale
activiteiten.
De markt voor internationale leningen werd in het
verslagjaar gekenmerkt door een verkrapping van
de rentemarges en een verlenging van de looptijden
ten gevolge van een ruime liquiditeit.
De activiteiten van de Rabobankorganisatie op het
gebied van consortiale leningen ontwikkelden
zich desondanks voorspoedig. Een aantal malen
werd aan leningen deelgenomen als lead-manager,
manager of co-manager. Het beroep van cliënten op
im- en exportfaciliteiten nam verder toe. Het is ons
streven om het netwerk van onze internationale
relaties verder uit te bouwen. In dit licht moet
ook worden gezien de verwerving door de Centrale
Rabobank in het afgelopen boekjaar van een belang
in de Latin American Agribusiness Development
Corporation S.A., Panama (LAAD) gevestigd te
Florida, Verenigde Staten. LAAD is een
ontwikkelingsmaatschappij die zich bezighoudt
met de financiering en ontwikkeling van private
kleinschalige agrarische en visserijprojecten in
Latijns-Amerika gericht op het ondersteunen van
inheemse ondernemers bij de ontwikkeling van
lokale mogelijkheden. Behalve door de Centrale
Rabobank wordt in de Latin American Agribusiness
Development Corporation deelgenomen door een
aantal financiële instellingen en industriële
maatschappijen met belangen in de agrarische sfeer
in de Verenigde Staten.
Een ander belangrijk initiatief op het terrein van
de agribusiness waaraan onze organisatie mede
gestalte gaf, is de oprichting van de Agri Business
Group Holland. Naast de Centrale Rabobank
behoren tot de groep een viertal grote agro-
industriële ondernemingen. In de groep zullen de
leden hun specifieke kennis en ervaring inbrengen
ten einde te kunnen inspelen op de doorgaans zeer
ingewikkelde problematiek van het voorbereiden en
uitvoeren van agrarische ontwikkelingsprojecten in
met name Derde Wereld-Landen.
Het Beursbedrijf
Op de effectenbeurs te Amsterdam werd in 1978
35