afhankelijk van de consumptieve bestedingen van
de gezinshuishoudingen. Ruim 50% van deze
bestedingen geschiedt via de detailhandel,
in 1978 zo'n f 83 miljard. De groei van de
detailhandelsomzet blijft evenwel achter bij de
groei van de totale consumptieve bestedingen.
Deze ontwikkeling houdt nauw verband met de
toenemende betekenis van de dienstensector.
Ook loopt het marktaandeel in de detailhandels
sector enigszins terug als gevolg van terrein-
verlies van de subsector voedings- en genot
middelen aan andere distributiekanalen.
De andere ondernemingstypen, met name het
grootwinkelbedrijf en de verbruikscoöperaties,
behaalden in het verslagjaar een hogere nominale
omzetgroei dan de zelfstandige ondernemingen.
Ambacht
De situatie in het ambacht wordt voornamelijk
bepaald door de ontwikkeling in de bouw- en
metaalnijverheid. Deze beide subsectoren
vertegenwoordigden 65% van het aantal onder
nemingen met 87% van de omzet (f 51 miljard).
Deze bedrijven zijn sterk afhankelijk van de investerings
geneigdheid van de andere bedrijfstakken.
De bouwnijverheid werd in 1978 beïnvloed door het
achterblijven van het woningbouwprogramma in de
gesubsidieerde sector en door een voortgaande
expansie van de vernieuwbouw en van de
ongesubsidieerde woningbouw. Daarnaast gingen
stimulansen uit van de ontwikkeling van de
investeringen in bedrijfsgebouwen en van het isolatie
programma in het kader van de energiebesparing.
De gang van zaken in de metaalsector van het
midden- en kleinbedrijf wordt voor een belangrijk
deel bepaald door de automobielbranche.
De verkoop van zowel nieuwe als tweedehands
personenauto s bereikte opnieuw een recordhoogte.
De omzetten bij de kleine metaalnijverheid
ontwikkelden zich minder gunstig. Dit hangt nauw
samen met de algemene situatie in de Nederlandse
metaalindustrie, die kampt met een grote
overcapaciteit.
Vervoer
In het vervoer zijn drie subsectoren te
onderscheiden. Zij kenden in het verslagjaar
uiteenlopende ontwikkelingen. Het personenvervoer
moet terugzien op een daling van de vervoers-
prestatie. Deze achteruitgang werd vooral
veroorzaakt door een daling van het groepsvervoer.
De binnenvaart groeide nauwelijks; weliswaar
voltrok zich een toeneming van het internationale
vervoer, maar het binnenlands vervoer daalde.
Het beroepsgoederenvervoer over de weg gaf een
beperkte omzetstijging te zien. Desondanks kon over
het algemeen, dank zij minder snel groeiende
inkoop- en overige bedrijfskosten, een belangrijke
verbetering van het bedrijfsresultaat worden
verwezenlijkt. Gezien de ontwikkelingen in voor
gaande jaren is dit echter zeker geen overbodige luxe.
Horeca
In de afgelopen jaren hebben zich in deze sector
belangrijke veranderingen voorgedaan; enerzijds
schaalvergroting, anderzijds een sterke opkomst van
kleinere etablissementen zoals bistro's en bruine
cafés. In het kleine restaurantbedrijf zien we in
het afgelopen decennium zelfs een verviervoudiging
van het aantal bedrijven. Het aantal vestigingen
neemt in deze bedrijfstak nog steeds toe, evenals
de werkgelegenheid. Binnen de horeca is er één
branche, de logiesverstrekkende bedrijven, die al
geruime tijd een dalend aantal vestigingen te zien
geeft.
Bouwnijverheid en woningbouw
B ouwnijverheid
Het produktieniveau in de bouwnijverheid gaf in het
verslagjaar een verder herstel te zien. De totale
bouwproduktie steeg in lopende prijzen met circa
12%. Rekening houdend met de opgetreden kosten
stijgingen betekent dit een toeneming van het
bouwvolume met 3% ten opzichte van 1977.
De burgerlijke en utiliteitsbouw, dit is de totale
bouwnijverheid met uitzondering van de grond-,
weg- en waterbouw, toonde in 1978 een stijging
van het produktievolume met 5%. Aangezien het
bouwvolume in 1977 reeds met 13% was
toegenomen, heeft de totale bouwactiviteit in de
burgerlijke en utiliteitsbouw het hoge niveau van
1973 weer vrijwel bereikt. In het bijzonder de
deelmarkt herstel en verbouw vertoonde een
aanzienlijke uitbreiding van de produktieomvang.
De reële vraag naar bouwwerken door het
particuliere bedrijfsleven steeg in het verslagjaar
met 20%. Daarentegen waren in de sociale utiliteits
bouw, waartoe onder andere ziekenhuizen, scholen,
zwembaden en overheidsgebouwen behoren,
aanzienlijke produktiedalingen te constateren.
Te zamen genomen resulteerden deze uiteen
lopende ontwikkelingen in een toename van het
totale bouwvolume in de utiliteitsbouw met 11
De uitbreiding van de bouwactiviteiten had tot
gevolg dat ruim 4 000 bouwvakkers weer in het
arbeidsproces werden opgenomen. Daar echter
tegelijkertijd de arbeidsproduktiviteit belangrijk
verbeterde, bleef de groei van de personeels
bezetting achter bij de produktie-uitbreiding.
Woningbouw
In het afgelopen jaar is de nieuwbouw van woningen
verder afgenomen. In lopende prijzen was weliswaar
sprake van een groei met 7%, maar de
bouwkostenstijging in aanmerking genomen
betekent dit een daling van de reële activiteiten
met 1%.
Het aantal begonnen woningen daalde ten opzichte
van 1977 met 6 000 tot 103 000. Deze afneming
kwam in gelijke mate voor rekening van
ontwikkelingen binnen de premie- en woningwet-
28
sector. Het aantal begonnen woningen daalde in
beide sectoren met circa 10%.
Binnen de ongesubsidieerde sector steeg het aantal
in aanbouw genomen woningen daarentegen met 3%.
Uit deze cijfers kan worden afgeleid dat de
geleidelijke verandering in de samenstelling van de
nieuwbouw, welke sinds 1976 is te constateren, zich
in het verslagjaar heeft voortgezet. Het aandeel
van de woningwetbouw in het totale aantal
begonnen woningen daalde ten opzichte van 1977
met 1 punt tot 28%, terwijl het aandeel van de
premiesector met 1 punt terugliep tot 39%.
Het aandeel van de vrije sectorbouw in de totale
nieuwbouw steeg daarentegen met 3 punten tot
33%. De verandering in de samenstelling van de
woningproduktie verklaart onder meer dat bedrag en
aantal van de verleende bouwvergunningen voor
woningen zich zo verschillend ontwikkelen.
In 1977 nam het totale bedrag aan verleende
vergunningen met 8% toe, terwijl het aantal
woningen waarop dit bedrag betrekking had met
11% verminderde. De nieuwbouwwoning werd
derhalve gemiddeld 21% duurder.
In het verslagjaar beliep de stijging van de totale
bouwsom van woningen waarvoor vergunning werd
verleend 12%, terwijl het aantal woningen waarvoor
bouwvergunning werd verleend een daling te zien
gaf met ruim 3%. Hieruit kan worden afgeleid dat de
gemiddelde bouwsom per woning in 1978 met 15%
toenam. Voor de komende jaren mag verwacht
worden dat de veranderingen in de samenstelling
van de nieuwbouw aanmerkelijk kleiner zullen zijn.
Daar de gemiddelde bouwtijd van woningen in ons
land ongeveer 11 maanden bedraagt, komt een
verandering van het aantal begonnen woningen in
een bepaald jaar voor een belangrijk deel eerst
in het volgende jaar tot uitdrukking in de aantallen
voltooide woningen.
Het aantal voltooide woningen daalde in 1978 met
5 000 woningen tot een niveau van 106 000.
Ten opzichte van 1977 nam het aantal woningwet
woningen af met 13%, het aantal premiewoningen
daalde met 8% en het aantal ongesubsidieerde
woningen steeg met 12%.
Eigen woningbezit
Het belang van koopwoningen in de nieuwbouw is in
het verslagjaar wederom toegenomen. Was 1977
het eerste jaar waarin meer koopwoningen gereed
kwamen dan huurwoningen, in het afgelopen jaar
zette die ontwikkeling zich verder voort.
Ook bij de woningen waarvoor in 1978 bouw
vergunning werd verleend is dit te constateren.
In liefst 68% van de gevallen betrof het hierbij
koophuizen.
In het verslagjaar was sprake van een zekere
stabilisatie van de prijzen op de woningmarkt.
Alleen de prijzen van nieuwbouwwoningen zijn,
zoals hiervoor al aangeduid, ook in 1978 nog
aanzienlijk toegenomen.
In plaatsen waar de komende jaren nog op ruime
schaal nieuwbouw is te verwachten (onder andere
in groeikernen en groeisteden) is een voorlopig
gelijkblijvend prijsniveau voor bestaande woningen
mogelijk.
Naast het ruimtelijke ordeningsbeleid staat de sterke
toeneming van anti-speculatiebedingen eveneens
borg voor een meer gedifferentieerde prijs
ontwikkeling gedurende de komende jaren.
De huidige stabilisatie van de prijzen is voornamelijk
een reactie op de forse prijsverhogingen van de
laatste jaren.
De potentiële vragers lijken af te wachten hoe zich
de situatie op de huizenmarkt ontwikkelt, terwijl
voorts degenen die voor het eerst een eigen woning
willen kopen door de hoge prijzen worden afgeschrikt.
Ondanks deze ontwikkelingen is de latente vraag
naar koophuizen nog steeds groot. De nog geringe
verbreiding van het eigen woningbezit in ons land
(41%) in vergelijking tot de meeste andere Europese
landen, is hieraan niet vreemd.
Huur- en subsidiebeleid
Het beschut eigen woningbezit, een per 1 januari
1976 ingevoerde regeling waarbij personen met een
bescheiden inkomen extra financiële steun wordt
verleend bij de aankoop van een hiervoor
aangewezen eigen woning, is in het verslagjaar
nog steeds geen succes geworden. Zowel het aantal
voltooide als in aanbouw genomen woningen in de
beschutte sfeer bedroeg minder dan 2 000.
Moeilijke procedurele kwesties en het nauwelijks
rendabel zijn van de bouw van deze woningen voor
de aannemingsbedrijven zijn de belangrijkste
oorzaken van deze tegenvaller.
In het bouwprogramma voor de komende jaren
wordt uitgegaan van de bouw van 5 000 beschutte
woningen per jaar. Daarbij zal voor ongeveer
de helft van deze woningen gezocht worden naar
financieringsmiddelen op de kapitaalmarkt.
Gezien de ontwikkelingen van de laatste jaren mag
ernstig getwijfeld worden aan de realisering
van deze plannen.
De Rijksbijdrage voor eigen woningen in de
beschutte sfeer bleef in 1978 gehandhaafd op een
bedrag van f 5 200 in het eerste jaar.
Daarentegen werd de algemene subsidieregeling
voor eigen woningen in het verslagjaar verder
afgebouwd. De maximale bijdrage voor premie
koopwoningen werd per 1 juli 1978 verlaagd van
f 4 000 tot f 3 000 in het eerste jaar.
Tegelijkertijd werden de maximum grenzen gesteld
aan de stichtingskosten voor het verkrijgen van
een jaarlijkse Rijksbijdrage en Gemeentegarantie
bij aankoop of bouw van een nieuwe eigen woning
opgetrokken tot f 145 000 respectievelijk
f 200 000. Per 1 januari 1979 zijn deze grenzen
verhoogd tot f 150 000 en f 225 000.
De grens waarbij nog een Gemeentegarantie wordt
verleend voor bestaande woningen bedraagt sinds
1 januari 1978 f 125 000.
29