I I I I I Grafiek 5 Bruto toegevoegde waarde en bruto investeringen in vaste activa in land- en tuinbouw 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978* bruto investeringen in vaste activa bruto toegevoegde waarde schatting niet zijn overgegaan op tankmelken - in 1978 ongeveer de helft van de bedrijven met circa 25% van de melkproduktie - gestimuleerd door E.E.G.-regelingen en de te verwachten druk op de melkprijs, besluiten hun melkveehouderijtak af te stoten. De modernisering, die gepaard gaat met een dichtere veebezetting per ha, grotere krachtvoergiften en hogere melkproduktie per koe, heeft in Nederland de melkveestapel tot dusverre verder doen groeien en de melkproduktie in nog sterkere mate. De groeiende melkstroom in de E.E.G. die, vanwege onvoldoende rendabele afzetmogelijkheden, zou moeten worden beheerst, zal een prijsdrukkend effect op de melkprijs teweeg brengen. De inkomensontwikkeling in de melkveehouderij heeft zich na de droge zomer van 1976 niet ongunstig ontwikkeld. De produktie-omstandig- heden waren gunstig en de krachtvoerprijzen daalden sterk. Voor de komende jaren zijn de verwachtingen echter minder rooskleurig. De kleinere bedrijven zullen het waarschijnlijk moeilijker krijgen; een overschakeling op rundvleesproduktie biedt voor deze categorie bedrijven minder perspectieven. Intensieve veehouderij In de intensieve veehouderij heeft de leghennen- en varkenshouderij een aanzienlijke uitbreiding ondergaan. De oorzaken daarvan zijn de vrij redelijke resultaten in het verleden en het overschakelen van melkvee naar intensieve veehouderij. Voorts wordt toetreding en uitbreiding vergemakkelijkt door het niet grondgebonden karakter van deze sectoren. De slachtpluimveesector neemt in omvang nauwelijks toe, onder meer omdat de afzetmogelijk heden geen verruiming toelaten. De produktie van vleeskalveren wordt op steeds minder bedrijven geconcenteerd. De produktie-omvang wordt min of meer begrensd door het aanbod van nuchtere kalveren. In deze sector valt weinig groei meer te verwachten; vrijwel alle nuchtere kalveren - niet bestemd voor de fokkerij - vinden immers reeds hun weg naar de gespecialiseerde kalvermesterij. In 1978 was de prijsontwikkeling voor de varkens- en pluimveehouderij ongunstig. De financiële resultaten voor 1978/1979 zullen duidelijk achter blijven bij die van het voorafgaande boekjaar. De export van consumptie-eieren naar West- Duitsland ontwikkelde zich voorspoedig en bereikte het hoge niveau van het begin van de zestiger jaren. Tuinbouw De tuinbouw in ons land is in grote mate afhankelijk van de export naar partnerlanden in de E.E.G., met name naar West-Duitsland. Omdat bij toetreding van landen als Spanje en Griekenland de concurrentie op de Nederlandse afzetmarkt van groenten en fruit zal toenemen, zal de Nederlandse tuinbouw om zijn positie te handhaven - moeten streven naar verbreding van het produktie-assortiment en het op de markt brengen van zeer hoogwaardige kwaliteits- produkten. Hierbij, en bij het streven naar een zo laag mogelijke kostprijs, zal het belang van de centrumfunctie in het oog moeten worden gehouden. Dit geldt met name voor de glastuinbouw waar verdere moderniseringen in hoog tempo doorgaan, ook mede gestimuleerd door besparing van arbeid en energie. Wat de groenteteelt betreft stijgt de produktie van glasgroenten, ondanks een vermindering van het areaal. De prijsverbetering van de glasgroenten in het verslagjaar werd geabsorbeerd door de kosten- stijging. Van een verbetering van het resultaat kan dan ook nauwelijks worden gesproken. In de champignonteeltsector vinden, mede onder invloed van goede resultaten van de afgelopen jaren, omvangrijke investeringen plaats, die - op enige termijn - tot afzetproblemen kunnen leiden. In de fruitteelt zal, naar het zich laat aanzien, het financieel resultaat van de oogst 1978 lager zijn dan een jaar eerder. Verdere bundeling in de afzet zou het resultaat kunnen verbeteren. De sierteeltsector, met name de potplantenteelt, heeft een verdere areaaluitbreiding ondergaan. De financiële resultaten in de snijbloemensector zijn de laatste jaren, vooral vanwege verdergaande produktietoename en door importen, achteruitgegaan. Visserij Hoewel in 1978 de vangstmogelijkheden, als gevolg van quote-bepalingen voorde belangrijkste vissoorten, een beperking van circa 20% ten 26 opzichte van het voorafgaande jaar inhielden, is het financieel resultaat van de kottervisserij verbeterd. Tot deze verbetering hebben bijgedragen de hogere visprijzen alsmede de door het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserij ingestelde stilleg regeling waardoor gedurende een periode van maximaal 10 weken een bijdrage - als tegemoet koming in de vaste kosten - per vaartuig kon worden uitgekeerd. Van deze regeling werd op ruime schaal gebruik gemaakt. Voor de komende jaren worden de vangstmogelijkheden gunstiger beoordeeld, zodat een verdere verbetering van het resultaat niet is uitgesloten. Het gevaar is aanwezig dat daardoor wederom een te grote investeringsactiviteit in deze bedrijfstak zal optreden. Mede gezien het structurele karakter van de vangstregulerende maatregelen zou dit aanzienlijke risico's met zich meebrengen. De verdere beperking van de haringvisserij en de gedaalde gemiddelde prijs door importen hadden tot gevolg dat het financieel resultaat van de grote zeevisserij op een dieptepunt kwam. Na 1979 kan door de te verwachten verruiming van de vangstquota een duidelijk herstel optreden. Veel zal daarbij afhangen van een goed gecoördineerd visserijbeleid in de E.E.G. Door de halsstarrige houding van het Verenigd Koninkrijk in deze kwam men ook aan het eind van het verslag jaar niet uit de impasse. De inkomens in de garnalenvisserij zijn door daling van de vangsten en door een minder gunstige ontwikkeling van de opbrengstprijzen achter gebleven bij die van het redelijk goede jaar 1 977. Nieuwe mechanisatie-mogelijkheden van het kostbare pellen kan de Nederlandse marktpositie positief beïnvloeden. Midden en kleinbedrijf In het midden- en kleinbedrijf verminderde het aantal zelfstandigen in 1978 in een meer gestaag tempo. Dit gevoegd bij het feit, dat ook het aantal nieuwe arbeidsplaatsen daalde, duidt erop dat het schaalvergrotingsproces minder sterk doorzet. Evenals in 1977 kon in het midden- en kleinbedrijf gemiddeld een reële inkomensverbetering worden geboekt. Hoe dringend noodzakelijk dit is, mag blijken uit het feit, dat de reële inkomenspositie voor veel ondernemers in het midden- en kleinbedrijf thans niet of nauwelijks hoger ligt dan het niveau Aantal zelfstandigen in midden- en kleinbedrijf (in duizenden manjaren) 100 200 300 400 van zo'n 10 a 15 jaar geleden. Een weerspiegeling hiervan is te vinden in het teruggelopen aandeel van het eigen vermogen in de bedrijfsfinanciering. Vooral de vraag naar bankkrediet is hierdoor sterk opgelopen. Voor het midden- en kleinbedrijf is de toeneming van de particuliere consumptie, ondanks de beperkte reële inkomensverbetering, van groot belang. Mede door het gestegen beroep op consumptief krediet gaf de afzet van duurzame consumptie goederen, met name elektrotechnische artikelen, in het verslagjaar een verdere groei te zien. Voor het ambacht en het vervoer is de situatie op de investeringsgoederenmarkt bijzonder belangrijk. De uitbreiding van activiteiten in de bouw van bedrijfsgebouwen vormde in dit opzicht een begunstigende factor. Voor arbeidsintensieve massaproduktie zijn de expansiemogelijkheden uit een oogpunt van internationale concurrentie sterk teruggelopen. De aandacht zal moeten worden gericht op de voortbrenging van hoogwaardige gespecialiseerde produkten. Dit vraagt om vernieuwingen op vele terreinen en een ruime beschikbaarheid van kennis, organisatorische mogelijkheden en financiële middelen. Ten aanzien van de laatste twee aspecten verkeert het midden- en kleinbedrijf veelal in een betrekkelijk nadelige positie. Aan ideeën ontbreekt het doorgaans niet, maar om deze te kunnen verwezenlijken is men op hulp van buitenaf aangewezen. Een vorm van grootschaligheid die op z'n retour lijkt, treffen we aan bij de opzet van winkelcentra. Meer en meer gaat men over tot de vestiging van kleinere winkelcentra; geen stadsdeelcentra meer, maar verzorging op wijkniveau. Deze wijkcentra zijn in opmars, begunstigd zowel door gewijzigde opvattingen over het milieu en de leefbaarheid als door commerciële overwegingen. Dikwijls blijkt immers dat het verzorgingsgebied nog niet zo hard groeit als bij de eerste opzet werd aangenomen. In menig winkelcentrum ondervinden ondernemers ernstig nadeel van hoge huuraanpassingen als gevolg van de sterk gestegen onroerend goedprijzen. De aanpassing van de huurprijzen voor bestaande panden aan die van vergelijkbare nieuwe objecten behoeft op zichzelf niet onredelijk te zijn, maar kan de huurder nog wel in een moeilijk parket brengen. Vooral is dit het geval wanneer de aanpassingen naijlen bij een teruglopende inflatie. Als gevolg hiervan is leasing, waarbij men zijn verplichtingen een groot aantal jaren vooruit kent, in veel gevallen aantrekkelijker geworden. Detailhandel Voor de detailhandel is handhaving van de koopkracht onder meer door volledige inflatie correctie in de loon- en inkomstenbelasting een positieve zaak. Deze branche is immers sterk 27

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1978 | | pagina 15