Economische ontwikkeling 1 I 1 I I I Internationaal Hoewel de ontwikkeling van de wereldeconomie in 1978 aanvankelijk beneden de verwachtingen bleef, kon door een lichte opleving in de tweede helft van het jaar, de groei alsnog uitkomen op 3,5%. Evenals in 1977, was deze te gering om de nog steeds hoge werkloosheid in de industrielanden te verminderen. Het voortduren van de sterke bedrijvigheid in de Verenigde Staten, het hoge groeitempo in Japan en de oplevingstendensen in West-Duitsland behoedden het officiële werkloosheidspercentage wel voor een verdere verslechtering. De inflatie in de gezamenlijke industrielanden liep terug tot gemiddeld 8,1%. Het aarzelende karakter van het internationale economische herstel werd grotendeels bepaald door de zwakke economische ontwikkeling in de meeste overige industrielanden, waar vooral de investeringsvraag achterbleef. Tijdens de in juli in Bonn gehouden topbijeenkomst zegden onder meer West-Duitsland en Japan stimuleringsmaatregelen toe ter grootte van 1% respectievelijk 1,5% van hun bruto nationaal produkt. De eerste effecten hiervan begonnen zich eind 1978 af te tekenen. Mede onder invloed van het Westduitse herstel zag het er aan het einde van het jaar naar uit, dat andere Westeuropese landen in deze opleving zouden volgen. Eind 1978 werd bekend, dat de olie-exporterende landen de olieprijs in etappes met 14,5% zouden verhogen. Welk gevolg deze verdere prijsverhoging zal hebben voor de internationale betalings balansontwikkeling van de industrielanden, moet nog worden afgewacht. In 1978 bereikten deze landen voor het eerst sedert de oliecrisis van 1973 nagenoeg een evenwicht op de lopende rekening van hun betalingsbalans. Hun gezamenlijk tekort daarop daalde van 27,5 miljard in 1977 tot 0,75 miljard in 1978. Het overschot op de lopende rekening van de OPEC-landen verminderde van 31,5 miljard in 1977 tot 11 miljard in het verslagjaar. Bij de niet-olieproducerende ontwikkelingslanden liep daarentegen het gezamenlijk tekort op van 24 miljard tot 34 miljard. Deze stijging vindt haar voornaamste oorzaken in de verdere verslechtering van de ruilvoetpositie en de grote behoefte aan buitenlandse investerings goederen van de niet-olieproducerende ontwikkelingslanden. Het bijna bereikte evenwicht in de betalings- balanssituatie van de industrielanden heeft invloed gehad op de ontwikkeling van de internationale financiële markten. In het begin van het verslagjaar werd nog een sterk groeiend beroep op de internationale geld- en kapitaalmarkt gedaan ter financiering van de in 1977 ontstane betalings balanstekorten. In de tweede helft van 1978 daalde dit beroep, mede als gevolg van de verminderde internationale kredietverlening door Amerikaanse banken en de meer bescheiden rol van het internationale bankwezen bij de behandeling van de oliegeldenstroom. De activiteit op de internationale geldmarkt nam aanzienlijk toe. Met een totaalbedrag van 66 miljard, was de activiteit op de eurogeldmarkt bijna tweemaal zo groot als in 1977, toen op deze markt voor 33,8 miljard aan nieuwe kredieten werd opgenomen. Vooral de industrielanden en de niet-olieproducerende ontwikkelingslanden oefenden een zeer grote vraag op de eurokrediet markt uit. Canada, Mexico en Brazilië waren hier de belangrijkste debiteuren. Een opvallende ontwikkeling vormde het verder inkrimpen van de marge en het langer worden van de gemiddelde looptijd van de eurokredieten. De marge op de eurokredieten daalde van gemiddeld 1,5% begin 1977 tot 0,5 a 1% eind 1978. De gemiddelde looptijd liep in deze periode op van ongeveer 5,5 tot 9 jaar. Op de internationale kapitaalmarkt was de ontwikkeling nagenoeg gelijk aan die in het vooraf gaande jaar. Het totale emissiebedrag evenaarde met 33 miljard in het verslagjaar het resultaat van 1977 Het beroep op de eurokapitaalmarkt liep terug van 18,5 miljard in 1977 tot 14,6 miljard in het verslagjaar. Het totale emissiebedrag van niet-ingezetenen op buitenlandse kapitaalmarkten bedroeg 17,5 miljard tegen 14,1 miljard in 1977. Het grootste beroep op de internationale kapitaalmarkt kwam van Canadese zijde, gevolgd door Noorwegen, Japan, Engeland en de Verenigde Staten. Ten gevolge van de in het verslagjaar opgetreden zwakte van de Amerikaanse valuta verloor vooral de dollarsector terrein. Het marktaandeel van de leningen in Duitse marken, Japanse yen en Zwitserse franken werd daarentegen vergroot. 20 Ontwikkeling lopende rekening betalingsbalans Iin miljarden dollars) Bron: 1974 1976 1976 1977 1978 Industrielanden OPEC Niet-OPEC- ontwikkelingslanden Overige landen (onder andere Oostblok) -18,75 -27,50 -0,75 37 31,50 11 -26 -24 -34 -12,75 -10 -10,75 Totaal -20,50 -30 -34,50 Economie Outlook december 1978 OECD. Het totaalcijfer is ongelijk aan nul vanwege statistische afwijkingen en bestaande asymmetrieën in de verschillende cijferreeksen. Europees Monetair Stelsel (E.M.S.) Het in juni 1978 door President Giscard d'Estaing en Bondskanselier Schmidt gelanceerde plan voor een nieuw Europees Monetair Stelsel (E.M.S.) bevat een belangrijke prikkel tot grotere stabiliteit van de Europese wisselkoersen. Hoewel men vraagtekens kan zetten bij de economische grondslag van het systeem, wordt het vooral gedragen door de politieke wil om tot overeenstemming te komen. Volumeveranderingen in de wereldhandel en de Nederlandse uitvoer 2 4 6 8 10 12 14 Nederlandse uitvoer Wereldhandel Het E.M.S. dat op 13 maart 1979 officieel in werking trad, kan worden gezien als een herkansing voor Europese monetaire samenwerking. In 1972 maakten immers korte tijd alle huidige EEG-landen deel uit van het slangarrangement. Sindsdien voltrok zich een geleidelijke aftakeling. Na het uittreden van Noorwegen in december 1978 bleven als slangpartners alleen Duitsland, Denemarken en de Beneluxlanden over. Of het systeem de komende jaren werkelijk zal kunnen bijdragen tot stabiele wisselkoersen blijft voorshands onzeker. Het feit dat de economische ontwikkeling van de aan het E.M.S. deelnemende landen sterk afwijkt, zal naar alle waarschijnlijkheid van tijd tot tijd aanpassingen van de interventiekoersen noodzakelijk maken. De ervaringen met de valutaslang in de afgelopen jaren hebben geleerd dat in dat opzicht de verwachtingen niet al te hoog gespannen mogen zijn. Zowel in 1977 als in 1978 moesten de interventiekoersen van de deelnemende slang valuta's tweemaal worden herzien. Alleen door zeer brede schommelmarges zouden frequente aanpassingen in het E.M.S. kunnen worden voorkomen. Om werkelijk stabiele wisselkoersen (dat wil zeggen beperkte schommelmarges en zeer incidentele koersaanpassingen) te realiseren, is meer nodig dan een politieke wil. Daartoe lijkt het noodzakelijk dat de economische ontwikkelingen in de afzonderlijke EEG-landen beter dan nu op elkaar zullen zijn afgestemd. Ondanks de onzekerheden over het toekomstig functioneren zijn de positieve kanten van het E.M.S. evenwel sterk overheersend. De kans op behoud van hetgeen binnen de Europese Gemeenschap is bereikt, wordt hierdoor aanmerke lijk verhoogd, terwijl het uitzicht op verdere vooruitgang belangrijk verbetert. Nederlandse economie Nederland werd in 1978 voor het eerst sinds jaren geconfronteerd met een fors tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans. Het tekort bedroeg f 2,4 miljard. Hoewel een deel van deze verslechtering valt toe te schrijven aan het incidenteel achterblijven van het volume van de gasuitvoer en een beduidend groter negatief saldo op de toeristenbalans, speelt vooral de verzwakking van onze internationale concurrentiepositie een belangrijke rol. Illustratief daarvoor is het feit, dat onze uitvoerstijging opnieuw achterbleef bij de toeneming van de wereldhandel met 5%. Deze ontwikkeling had uiteraard gevolgen voorde Nederlandse economie, die in het verslagjaar dan ook slechts weinig tekenen van herstel te zien gaf. Nadat de industriële produktie in de eerste helft van het jaar ongeveer 1 a 2% was achtergebleven bij het niveau in dezelfde periode van 1977, verliep de tweede helft van het jaar aanmerkelijk gunstiger. De sterke opleving in de bedrijfsinvesteringen in 21

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1978 | | pagina 12