Agrarische sector
In de agrarische sector was in het verslagjaar sprake
van een ongekend sterke kredietvraag. Goede bedrijfs
resultaten in een aantal agrarische sectoren hebben de
investeringsanimo verhoogd. De met modernisering
en schaalvergroting gemoeide bedragen zijn sterk
toegenomen, niet in de laatste plaats door de ook in
1 977 nog zeer sterk gestegen grondprijzen.
De indruk bestaat dat de grote kredietvraag vanuit
veel agrarische sectoren onder meer positief werd
beïnvloed door de rentesubsidieregeling van de
overheid. Na een aarzeling in 1975 zijn de aanvragen
in 1 976, maar in het bijzonder in 1 977 toegenomen.
In het verslagjaar zijn in het kader van deze regeling
meer dan 2 800 (2 200) aanvragen goedgekeurd voor
een totaal subsidiabel leningsbedrag van f 630 (445)
miljoen. Het totaal sedert de invoering van de regeling
eind 1 972 kwam daarmee op f 2,1 miljard.
Evenals in 1976 hebben in het verslagjaar ook andere
overheidsmaatregelen de investeringen gestimuleerd.
Binnen de landbouw in enge zin was de groei van de
kredietvraag in de sector van de gespecialiseerde
rundveehouderij in verhouding tot de andere sectoren
betrekkelijk gering. De investeringen die zich in deze
sector vooral richten op de stallenbouw stabiliseerden
zich.
In de veehouderij waren de gevolgen van de droge
zomer van 1976 merkbaar: er is verhoudingsgewijs
veel geïnvesteerd in beregeningsinstallaties.
In de sector van de akkerbouw heeft de in 1976
ingezette opleving van de kredietvraag zich in het
verslagjaar voortgezet. Naast het feit dat in deze sector
de hoge grondprijzen een belangrijke factor vormen,
zijn daarbij ongetwijfeld ook de over het algemeen
goede bedrijfsresultaten van 1976 van betekenis
geweest.
Gunstige prijsontwikkelingen hebben ook in de
veredelingssectoren op de gespecialiseerde en
gemengde bedrijven het hoge investeringsniveau in
1977 nog positief beïnvloed.
De geschetste ontwikkeling leidde ertoe dat in 1977
door landbouwbedrijven in totaal voor een bedrag van
f 2 572 (1 786) miljoen nieuwe leningen werden
opgenomen. Ten opzichte van 1976 betekent dit een
stijging met 44 (25)%.
De verstrekking van nieuwe leningen aan tuinbouw
bedrijven nam toe met niet minder dan 54 (25)
tot f 1 071 (695) miljoen. Nadat gedurende een aantal
jaren de investeringen in de glasgroenteteelt op een
betrekkelijk laag niveau stonden, zijn deze in het
verslagjaar flink toegenomen. Ditging gepaard met
verminderde omschakeling van groenteteelt naar
bloementeelt. In laatstgenoemde sector was de
kredietvraag dan ook niet bijzonder groot. Daarentegen
nam de kredietvraag in de fruitteelt, de bloembollen
teelt en de champignonteelt toe.
Nieuwe leningen aan agrarische coöperaties namen
minder sterk toe dan die aan individuele land- en
tuinbouwbedrijven. Dat gold zowel voordeland- en
tuinbouwcoöperaties op plaatselijk niveau als voor de
grote landelijk of regionaal werkende coöperaties.
Deze laatste worden veelal door de centrale bank
gefinancierd. Hun kredietbehoefte vertoont een
schommelend beeld, zowel naar aard als naar omvang.
In totaliteit namen agrarische rechtspersonen in het
verslagjaar nieuwe leningen op voor een bedrag van
f 373 (524) miljoen.
Het aandeel van de agrarische sector in de door onze
organisatie verstrekte nieuwe leningen beliep27 (26)
of in totaal f 4 01 6 (3 005) miljoen. Binnen de
agrarische sector steeg het aandeel van de individuele
land- en tuinbouwbedrijven tot 24 (21van het
totaal. In verhouding tot de toeneming van het
verstrekkingsniveau met 34 (25) is dit slechts
een geringe stijging.
Een gedeelte van de in 1977 verstrekte nieuwe
leningen aan de agrarische sector werd gegarandeerd
door de Stichting Borgstellingsfonds voor de
Landbouw. In tabel 9 wordt een overzicht van de
activiteiten van dit fonds gegeven. Daaruit blijkt een
verdere, zij het geringe, daling van de nieuwe garantie
verklaringen van het Borgstellingsfonds ten behoeve
van cliënten van onze organisatie en wel tot
f 145 (147) miljoen.
Handel, nijverheid en dienstverlening
De verstrekking van nieuwe leningen door onze
organisatie aan niet-agrarische bedrijven (handel,
nijverheid en dienstverlening) nam in het verslagjaar
toe met 27 (35) Een factor van belang bij de hoge
kredietvraag gedurende de laatste jaren wordt
gevormd door het feit dat juist in het midden- en
kleinbedrijf de groei zich nog onverminderd voortzet.
De noodzakelijke schaalvergroting is daar nog
mogelijk. Voortszijn aanzienlijke bedragen gemoeid
met de mechanisatie en automatisering welke onder
meer worden veroorzaakt door de sterk gestegen
loonkosten en de klaarblijkelijke moeilijkheden bij het
aantrekken van personeel.
Ook hebben de in deze sector van kracht zijnde
overheidsmaatregelen, zoals de mogelijkheid tot
vervroegde afschrijving en de investeringsaftrek-
regeling, mede een stimulerende werking gehad.
Onze organisatie is krachtig verder gegaan met haar
streven naar verdere verbetering en intensivering van
haar dienstverlening aan de sectoren handel, nijverheid
en dienstverlening. Van betekenis is daarbij dat op
1 maart 1977 het zogenaamde tweede garantiecircuit
in werking werd gesteld, waarin ook onze organisatie
deelneemt. Binnen dit garantiecircuit kunnen
kredieten worden verstrekt onder overheidsgarantie.
In totaal verstrekte onze organisatie in 1977 aan niet-
agrarische bedrijven nieuwe leningen tot een bedrag
van f 2 554 (2 011) miljoen. Daarmee bleef het aandeel
van deze groep cliënten in de totale verstrekkingen
gelijk op 17 (17)
Totaal bedrijven
In totaliteit namen bedrijven bij onze organisatie in het
verslagjaar nieuwe leningen op vooreen bedrag van
f6 570 (5 016) miljoen. Ten opzichte van hetvoor-
32
gaande jaar is dat een stijging met 31 (29)
Het aandeel van bedrijven in de totale verstrekkingen
nam daardoor iets toe tot 44 (43)
Overige groepen
De verstrekking van nieuwe leningen aan overige
groepen (niet-bedrijven) heeft nominaal het zeer hoge
niveau van 1976 nog aanzienlijk overtroffen. Relatief
wasechter de stijging aanzienlijk lager dan die in 1976:
27 in 1 977 tegen meer dan 60 in 1 976.
Het overgrote deel van de hier bedoelde leningen is
bestemd voor de financiering van het eigen woning-
bezit. In deze sector was in het verslagjaar sprake van
een wegebbing van extra stimulansen uit hoofde van
de eind 1975 getroffen maatregelen, zoals de aan
passing van garantie- en subsidieregelingen. Hoewel
aanzienlijk minder spectaculair dan in 1976 was
desondanksdevraag naar woninghypotheken nog
altijd stijgende. Dat moet in belangrijke mate worden
toegeschreven aan de forse groei van het aantal in
aanbouw genomen eigen woningen in het totaal van
de nieuwbouw: van ruim 63 000 tot 70 000. Voorts
werden ook in 1 977 door woningbouwverenigingen
en institutionele beleggers weer op ruime schaal
huurwoningen afgestoten.
Het bedrag aan nieuw verstrekte woninghypotheken
werd met name in de eerste helft van het verslagjaar
beïnvloed door de zeer sterke stijging van de woning
prijzen. Rond het midden van het jaar verflauwde deze
stijging.
Bij de kredietverlening aan particulieren door onze
organisatie heeft zich de medio 1977 van kracht
geworden directe kredietbeperking door De Neder-
landsche Bank doen gelden. Als gevolg daarvan waren
wij gedwongen tot enige afremming van onze
activiteiten op het terrein van de woninghypotheken.
Gelet op de prioriteitenstelling in de kredietverlening
van onze organisatie was dat in de omstandigheden
van 1 977 onvermijdelijk. Ons streven blijft gericht op
een verdere verbetering van onze dienstverlening aan
particuliere cliënten. In dat kader hebben wij medio
1 977 een nieuwe vorm van dienstverlening ingevoerd:
de hypotheekinformatie door middel van de computer.
Via deze dienstverlening kunnen cliënten snel en
uitgebreid worden geïnformeerd omtrent hun
hypothecaire financieringsmogelijkheden. Wij zijn
doende deze service ten behoeve van onze cliënten
verder uit te bouwen.
Ook de consumptieve kredietverlening door onze
organisatie onderging de invloed van de krediet
beperking. Het in de vorm van persoonlijke leningen
verstrekte bedrag was met f 230 (252) miljoen lager
dan dat van 1976. De mate waarin van de andere
specifieke consumptieve kredietvormen bij de Rabo-
banken, zoals het Doorlopend Krediet, het Rabobank
Bestedingsplan en het Salariskrediet gebruik werd
gemaakt, vertoonde geen spectaculaire groei. Wel
werd ook in 1977 weer in grote mate gebruik gemaakt
van de mogelijkheden die de Rabobankorganisatie
met haarzogenaamde bankhypotheek biedt: zonder
bijkomende kosten de door aflossingen ontstane
ruimte in de hypotheekstelling benutten voor nieuwe
leningen, veelal in de consumptieve sfeer.
In totaliteit verstrekte onze organisatie aan de categorie
overige groepen in 1977 nieuwe leningen voor een
totaalbedrag van f 8 386 (6 61 9) miljoen. Dat is 56
(57) %van de totale verstrekkingen. Van het
genoemde bedrag wasf 7 475 (5 624) miljoen
bestemd voor woningfinancieringen. Te zamen met de
f 1 090 (823) miljoen, welkevoorditdoel aan
bedrijven werd verstrekt, wasf 8 565 (6 447) miljoen
of 57 (56) van de in totaal verstrekte leningen be
stemd voor de financiering van het eigen woningbezit.
Aflossingen
De aflossingen op uitstaande leningen beliepen in het
verslagjaarf 8 514 (6 543) miljoen. Uitgedrukt in de
beginstand betekent dat een, in vergelijking met voor
gaande jaren, geringe stijging tot 30 (29)
Dat is mede een gevolg van hettoegenomen aandeel
van de Rabohypotheekbank N.V. in de totale
verstrekking van nieuwe leningen. Uiteindelijk steeg
het uitstaande bedrag aan vaste leningen met
f 6 442 (5 092) miljoen tot f 34 41 7 (27 975) miljoen.
Kredieten in rekening-courant
In het verslagjaar vertoonde het uitstaande rekening-
courantkrediet een groei met f 1 51 3 (847) miljoen tot
f 6 063 (4 550) miljoen. Ook indien rekening wordt
gehouden met de invloed hierin van enkele consump
tieve kredietvormen, moet deze groei als uitzonderlijk
krachtig worden aangemerkt. Een van de oorzaken
hiervan is gelegen in de gestegen behoefte aan
bedrijfskapitaal als gevolg van de sterk toegenomen
investeringen in de agrarische sector en in de sectoren
handel, nijverheid en dienstverlening. Dit heeft geleid
tot een forse stijging van de gecontracteerde
kredietmaxima. In weerwil daarvan en ondanks de
betrekkelijk gunstige inkomensontwikkeling in
sommige bedrijfssectoren, vertoonde de benuttings-
graad van de toegestane kredietmaxima een
toeneming. Van betekenis is daarbij geweest, dat
gedurende een groot deel van 1977 de rente voor
rekening-courantkredieten lager was dan voorvaste
leningen; vermoedelijk heeft dit de (tijdelijke)
financiering van investeringen met korte kredieten in
de hand gewerkt.
Bij de centrale bank namen de uitstaande rekening-
courantkredieten slechts weinig toe. Reeds eerder is
gewezen op de wisselende kredietbehoefte van de
grote agrarische coöperaties. Lagere grondstoffen-
prijzen en de gunstige inkomensontwikkeling bij een
aantal agrarische bedrijven leidden in het verslagjaar
tot een relatief kleinere behoefte aan krediet voor
voorraad- en debiteurenfinanciering.
Totale financieringsactiviteit
Uiteindelijk leidde de geschetste ontwikkeling tot een
toeneming van de totale financieringsactiviteit met
f 7 955 (5 939) miljoen of 24 (22) tot f 40 480
(32 525) miljoen. De verdeling van dit kredietbestand
over de onderdelen van onze organisatie is: plaatselijke
33