i ■vA rA VA, Grafiek 3 2,25 2,0 1,5 1,0 0,5 0 - 0,5 - 1- - 1,5 - 2,0 - 2,25 zogenaamde slangarrangement vergroot steeds meer de afstand tot het oorspronkelijke ideaal van een systeem van vaste wisselkoersen. In de verslagperiode kreeg de valutaslang, evenals in 1976, zware drukte verduren. Ondanks een tweetal aanpassingen van de spilkoersen moest de Zweedse kroon ten slotte per 29 augustus 1977 uit het arrangement treden. Niettemin vormt voor de resterende landen Duitsland, België, Denemarken, Noorwegen en Nederland het slangarrangement een belangrijk instrument voor een meer op stabiliteit gericht beleid. In de loop van december werden de spanningen binnen de slang weer zeer groot als gevolg van het afnemende vertrouwen in de dollar. In reactie hierop ontstond een grote vraag naar de D-mark, waardoor de toch al sterke Duitse valuta nog sterker werd. Door uitgebreide interventies kon het arrangement in stand worden gehouden. Een der oorzaken van het terreinverlies van de dollar in de tweede helft van het jaar was de tegenvallende ontwikkeling van de Amerikaanse betalingsbalans, met name de energiebalans. Ook speelde een belang rijke rol het feit dat er verschil van mening bleek te bestaan tussen de autoriteiten van de Verenigde Staten enerzijds en die van Japan en West-Duitsland anderzijds over de te nemen maatregelen ter stimu lering van de wereldeconomie. Eind december bereikte de dollar op de Amsterdamse wisselmarkt met f 2,28 haar laagste notering sinds de Tweede Wereldoorlog. Ondanks de door de Noordzee-olie sterk verbeterde economische positie van Engeland, werd het koers- herstel van het Pond Sterling het grootste deel van het jaar vertraagd door de koppeling van deze valuta aan de dollar. Om min of meer stabiele wisselkoersen te handhaven moesten de Engelse monetaire autoriteiten Valutaslang 1977 (op basis van vrijdagkoersen) jan. febr. mrt. apr. mei juni juli aug. sept. okt. nov. dec. D.M. A B.fr. Z.kr. D.kr. N.kr. Fl. voor grote bedragen interveniëren. Dat interventies geen oplossing bieden als het gaat om structurele verschuivingen, werd in de loop van het jaar duidelijk. Per eind oktober moest worden besloten het Pond Sterling los te koppelen van de dollar. Dit deed de notering van het Pond Sterling op de Amsterdamse wisselmarkt eind oktober oplopen van f 4,32 tot f 4,44. Kapitaalmarkt De kapitaalmarktrente, in 1976 nog even uitgestegen boven een niveau van 10%, daalde in de loop van het jaar beneden 8%, met in september een laagste niveau van circa 7,5%. Tot deze dalende tendens heeft een veelvoud van factoren bijgedragen. De geringe kapitaalvraag van het bedrijfsleven, de meevallende inflatie en hetgrote aanbod van buitenlands kapitaal waren de belangrijkste. Met name de internationale belangstelling voor de gulden heeft opnieuw getoond een krachtige invloed uit te oefenen op het rentever loop hier te lande. In het verslagjaar werd een record aantal obligatieleningen geplaatst. Het betrof in totaal 54 leningen (in 1976 41voor een gezamenlijk bedrag van f 6 554 miljoen (in 1 976 f 5 142 miljoen). Opvallend was dat de tendens naar kortere looptijden versterkt aanhield. Daarmee werd verder ingespeeld op de belangstelling uit het buitenland. Ook opmerkelijk was de wederom grote activiteit van het bankwezen op de openbare kapitaalmarkt. Het feit dat de aldus opgenomen gelden binnen het kredietbeheersingssysteem vrij konden worden aangewend, was daaraan uiteraard niet vreemd. Het motief van vermogensversterking speelde een aanmerkelijk geringere rol dan in voorgaande jaren. Dit blijkt uit het teruglopend aantal kapitaalobligatie leningen. Nog sterker was de expansie voor wat betreft de effectieve plaatsing c.q. afgifte van pandbrieven: f 2 963 miljoen tegen f1312 miljoen in 1976. Dat onder invloed van de directe kredietbeheersing de hypothecaire kredietverlening werd verlegd van de kredietinstellingen naar de hypotheekbanken, kwam daarbij duidelijk tot uiting. Eveneens als gevolg van de directe kredietbeheersing was de vraag van het bankwezen naar onderhandse leningen groot. Dit resulteerde onder andere in ruimere margestussen de tarieven op de openbare en de onderhandse markt. Op het gebied van de aandelenemissies tekende zich een opleving af: in het verslagjaar kwamen acht binnenlandse ondernemingen met een aandelen- uitgifte, tegenover slechts twee in 1976. Dat deze emissies goeddeels afkomstig waren van financiële in stellingen duidt erop dat men in het overige bedrijfs leven nog steeds met grote problemen heeft te kampen. Op de Amsterdamse effectenbeurs werd gedurende het gehele jaar voor een effectief bedrag van f 36,5 miljard aandelen en obligaties verhandeld. Dat komt neer op een stijging van 26% ten opzichte van 1 976. De ANP-CBS-beursindex (basis1970 100) daalde van 87,6 per ultimo 1 976 tot 86,7 per ultimo 1 977. 24 Grafiek 2 Rente op de geld- en kapitaalmarkt 1975 1976 1977 3-maands interbancaire deposito's (maandgemiddelde) promessedisconto kapitaalmarktrente (gemiddeld rendement van een aantal Staats- en B.N.G.-leningen (maandgemiddelde) Overheid en bedrijfsleven Evenals in voorgaande jaren was in 1977 ten behoeve van het bedrijfsleven een groot aantal stimulerende overheidsmaatregelen van kracht. Door middel van de verlening van subsidies, garanties en dergelijke trachtte de overheid de nadelige gevolgen van de toenemende loonkosten, de dalende werk gelegenheid en problemen in de energievoorziening zoveel mogelijk af te remmen dan wel bij te sturen. Zowel grote als kleine ondernemingen kunnen van deze maatregel gebruik maken, mits zij althans de weg weten te vinden in de langzamerhand ontstane 'regelingsdoolhof' en mits zij aan de gestelde voor waarden voldoen. In het gehele systeem van regelingen werd in de loop van het verslagjaar weinig veranderd. Enkele beschikkingen, zoals die welke betrekking hebben op de subsidiëring van het minimum (jeugd)- loon en op de modernisering van winkelconcentraties werden enigszins gewijzigd. Arbeidsplaatsverbetering werd extra gestimuleerd. Ook werden maatregelen genomen welke erop waren gericht schoolverlaters betere kansen op de arbeidsmarkt te geven. Geheel nieuw waren regelingen om bedrijven investeringen te doen doorvoeren in energie besparende bedrijfsmiddelen. In de fiscale sfeer werd de in 1976 al verhoogde investeringsaftrek en de mogelijkheid tot vervroegde afschrijving op bedrijfsgebouwen, ongewijzigd gehandhaafd. Het uitblijven van de Wet op de Investeringsrekening (WIR) maakte dit noodzakelijk. In de sociale sfeer werd de reeds in 1976 aange kondigde uitbreiding van de bijstandsverlening aan zelfstandigen definitief. Het betreft de Rijksgroeps regeling Oudere Zelfstandigen (ROZ) die per 1 oktober 1 977 van kracht werd. Deze nieuwe regeling maakt het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden aan oudere zelfstandigen tussen 58 en 65 jaar een inkomenssuppletie te verschaffen tot het niveau van het wettelijk minimumloon voor werknemers. Op 1 maart 1977 kon een aanvang worden gemaakt met het verlenen van kredieten aan het Midden- en Kleinbedrijf onder staatsgarantie via het zogenaamde tweede circuit. Daarin wordt deelgenomen door een negental banken, waaronderde Rabobankorganisatie. Hiermee werd de 'Kredietbeschikking Midden- en Kleinbedrijf 1976' ten uitvoer gelegd. Tegelijkertijd werd het aantal vormen van garantiekrediet terug- gebrachtvan achttot vier. De behandelingsprocedure werd aanzienlijk vereenvoudigd. Land- en tuinbouw Algemeen In het totaal van de Nederlandse economie is de land en tuinbouw, gerekend naar haar bijdrage tot de werkgelegenheid, het nationaal inkomen en de export, een uitermate belangrijke sector. Het arbeidsvolume in de land- en tuinbouw beloopt momenteel bijna 6% van de beroepsbevolking; de bijdrage aan het nationale inkomen kan worden gesteld op ruim 4,5% (f 10,8 miljard). Het aandeel van landbouwprodukten inde totale goederenuitvoer bedraagt 25% (f27,1 miljard). Van deze uitvoer gaat bijna 80% naar de EEG-landen, waarvan 45% naar West-Duitsland. In het verslagjaar was, evenals in 1976, sprake van een belangrijke toename van de investeringsactiviteit in de agrarische sector. Na aftrek van herfinancieringen werden door de Rabobankorganisatie voor in totaal f 2 637 miljoen aan financieringsaanvragen van agrarische bedrijven goedgekeurd. Ten opzichte van 1 976 komt dit neer op een stijging met 47,8%. In het bijzonder was sprake van een sterke groei van de kredietverlening aan de akkerbouw, de varkens houderij, de pluimveehouderij en de glasgroenteteelt. De zorg voor het veilig stellen van de continuïteit wordt in de huidige verhoudingen versterkt door de geringe mogelijkheden om aan de slag te komen buiten de land- en tuinbouw. Om het voortbestaan op een redelijke basis te waar borgen zijn voortdurend aanpassingen vereist. Modernisering en schaalvergroting gaan daarbij hand in hand;zij beïnvloeden elkaar overen weer. Hetgevolg is, datde kapitaalbehoefte blijfttoenemen. Te meer is dit het geval wanneer de produktiefactoren en met name de grond sterk in prijs stijgen. De voorziening in deze kapitaalbehoefte leidt niet zelden tot zeer hoge financiële verplichtingen en geringe reserves in de inkomenssfeer voor het opvangen van tegenslagen. Daar staat wel tegenover dat, zeker in verhouding tot het overige bedrijfsleven in ons land, de gemiddelde vermogenspositie van de land- en tuinbouw goed is. 25

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1977 | | pagina 14