heugend dat onze toegang tot de door de overheid
gegarandeerde middenstandsfinanciering in het
voorjaar van 1977 uiteindelijk is verwezenlijkt door
middel van de invoering van het tweede garantie
circuit. Gedurende een lange reeks van jaren hebben
wij daarvoor gepleit.
In totaal verstrekte onze organisatie in het verslagjaar
aan niet-agrarische bedrijven nieuwe leningen tot een
bedrag van f 2 011 (1 486) miljoen. Het aandeel van
deze bedrijven in de totale verstrekkingen daalde
daardoor, ondanks de zeer hoge verstrekkingen aan
overige groepen, slechts tot 17 (19)
Totaal bedrijven
In totaal namen bedrijven in het verslagjaar bij onze
organisatie nieuwe leningen op voor een bedrag van
f 5 01 6 (3 886) miljoen. Ten opzichte van 1975 is dat
een stijging met 29%. Niettemin daalde het aandeel
van bedrijven in het totaal van de nieuwe verstrek
kingen van 49% in 1975 tot 43% in het verslagjaar.
Overige groepen
De verstrekking van nieuwe leningen aan overige
groepen (niet-bedrijven) in de private sector nam ten
opzichte van 1975 toe met meer dan 60%. In zekere
mate is deze hoge verstrekkingsgraad mede een
gevolg van de aanzienlijke mate van herfinanciering,
hetgeen tot uitdrukking komt in de aflossingen.
Verreweg het grootste deel van deze verstrekkingen
geldt de financiering van het eigen woningbezit.
Een aantal factoren heeft bijgedragen tot de spectacu
laire groei van de vraag naar woninghypotheken in het
verslagjaar. In de eerste plaats wordt het eigen woning-
bezit sterk door de overheid gestimuleerd; onder meer
kan daarbij worden gewezen op het huur-, subsidie-
en fiscale beleid. Medio 1975 is een verruiming tot
stand gebracht in het kader van de subsidie- en
garantieregelingen. Daarbij is de mogelijkheid voor
overheidsgarantie uitgebreid tot de aankoop van
bestaande woningen en tot groeihypotheken. De
aanpassing van de subsidieregelingen aan de bouw
kostenontwikkeling geschiedde in 1976 frequenter
dan voorheen. Het huurbeleid, onder meertot uit
drukking komend in de dynamische kostprijshuur,
heeft er toe bijgedragen dat door woningbouw
verenigingen en institutionele beleggers op ruime
schaal huurwoningen worden afgestoten. De over
heidsmaatregelen hadden niet alleen directe gevolgen,
maar hebben ook de in de laatste jaren gerezen
twijfels over de blijvende fiscale aftrekbaarheid van
rentekosten goeddeels naar de achtergrond
verdrongen. Ook de voortdurende inflatie leidt naar
onze indruk tot een toenemende belangstelling voor
het eigen woningbezit.
De mogelijkheden tot verwerving van een eigen huis
werden aanzienlijk vergroot door de verruiming van de
financieringsmogelijkheden en door de betrekkelijk
laag geachte rente gedurende een groot deel van 1976.
De geschetste ontwikkeling ging gepaard met een
ongekende prijsstijging van bestaande woningen.
Dit leidde tot een zeer sterke stijging van het gemiddeld
bedrag per lening. In tegenstelling daarmee stond de
afnemende prijsstijging in de sector van de nieuw
bouw. Was echter in voorgaande jaren sprake van een
daling in het volume van de nieuw gebouwde eigen
woningen, in het verslagjaar nam het aantal begonnen
eigen premiewoningen en ongesubsidieerde
woningen weerflinktoe. Bij de Rabobanken werd het
effect van de beschreven ontwikkelingen nog
versterkt door de invoering van de inkomensgroei-
hypotheek en de verruiming van de mogelijkheid van
tophypotheken tot 100% en aflossing daarvan in
1 5 jaar.
Uit het feit dat de Rabobanken in 1976 voor een
totaalbedrag van f 6 447 (3 852) miljard
nieuwe woningfinancieringen (inclusief woning
financieringen in het kader van verstrekkingen aan
bedrijven) hebben verstrekt, leiden wij mede in
relatie tot de nieuw ingeschreven hypotheken af, dat
zij hun marktaandeel in deze sector, ondanks de
scherp toegenomen concurrentie, tenminste hebben
weten te handhaven. Dat is mede te danken aan de
voordelen van de Rabobankhypotheek, welke de
cliënt in staat stelt om zonder bijkomende kosten de
ruimte in zijn hypotheekte benutten voor nieuwe
leningen.
Mede dank zij de relatief lage tariefstellingen hebben
onzefinancieringsvormen op het terrein van het
consumptief krediet in 1976 sterk in de belangstelling
gestaan. De invoering van het Doorlopend Krediet, de
uitbreiding van het Kredietplan Fijner Huis tot het
Rabobank Bestedingsplan en de mogelijkheden van
hetzogenaamde Extra Krediet op privé-rekeningen
hebben deze ontwikkeling bevorderd. Daarnaast
steeg het in de vorm van persoonlijke leningen
verstrekte bedrag totf 252 (232) miljoen.
I n totaal verstrekte onze organisatie in het verslagjaar
nieuwe leningen aan overige groepen tot een bedrag
van f 6 61 9 (4 086) miljoen. Dat is 57 (51van de
totale verstrekkingen. Van het genoemde bedrag was
f 5 624 (3 286) miljoen bestemd voor woning
financieringen. Tezamen metdef 823 (566) miljoen,
welke voor dit doel aan bedrijven werd verstrekt was
f 6 447 (3 852) miljoen of 56 (49) van het totaal van
de in 1 976 verstrekte nieuwe leningen bestemd voor
de financiering van het eigen woningbezit.
Aflossingen
De aflossingen op uitstaande leningen namen in het
verslagjaar sterk toe tot f 6 543 (5 018) miljoen.
Uitgedrukt in de beginstand is dat 29 (25) Het
grote bedrag aan herfinancieringen in de bedrijfs
sectoren en de vermoedelijk omvangrijke omzettingen
van bestaande leningen in hogere nieuwe leningen
bij de overige groepen vormen hiervoor de verklaring.
Niettemin steeg uiteindelijk het uitstaande bedrag aan
vaste leningen met f 5 092 (2 954) miljoen tot f 27 975
(22 883) miljoen.
32
Kredieten in rekening-courant
Het uitstaande rekening-courantkrediet groeide in het
afgelopen jaar aanzienlijk sterker danin1975, en wel
metf847 (314) miljoen totf 4 550 (3703) miljoen.
Daaruit spreekt onder meer de sterke groei van de
consumptieve kredietverlening door de Rabobanken.
Een verdere oorzaak is ook hier gelegen in de toe
genomen investeringsactiviteit bij het agrarische en
het niet-agrarische midden- en kleinbedrijf, waardoor
ook de behoefte aan vlottend bedrijfskapitaal is
toegenomen.
Dit valt tevens af te leiden uit de zeer forse stijging van
de gecontracteerde kredietmaxima. In de ontwikkeling
van de uitstaande saldi zijn voorts duidelijk de
gevolgen van de droogte voor enkele belangrijke
agrarische sectoren tot uitdrukking gekomen.
Tegenover door de droogte getroffen agrarische
bedrijven wordt door de Rabobanken een tegemoet
komende houding aangenomen met betrekking tot
aflossingsverplichtingen en financieringsmogelijk
heden.
Bij de centrale bank namen de uitstaande rekening-
courantkredieten nauwelijks toe. Met name de grote
agrarische coöperaties in de zuivelsector en in de
veevoedersector bleken een relatief geringere
behoefte aan korte financieringsmiddelen te hebben.
Voorraadposities en de prijzen daarvan spelen daarbij
een rol van betekenis.
Totale financieringsactiviteit
De totale kredietverlening aan de private sector
(leningen en rekening-courantkrediet) nam in 1976
toe met f 5 939 (3 268) miljoen of 22 (14) tot
f 32 525 (26 586) miljoen. Dit kredietbestand kan als
volgt over de onderdelen van de organisatie worden
verdeeld: aangesloten banken f 26 624 (21 751
grafiek 6 Middelenaanwas bij de totale organisatie
3000
4000
2000
1000
~i
rekening-courantgelden
middelen op termijn
t't- spaargelden
miljoen; centrale bankf 3 01 5 (2 744) miljoen;
Rabohypotheekbank N.V. f 2 886 2 091miljoen.
De groei van de kredietverlening in het verslagjaar
moet als uitzonderlijk sterk worden aangemerkt.
De kredietvraag vanuit alle bedrijfssectoren zowel als
vanuit de particuliere sector was groot.
Voor 1977 verwachten wij voor onze organisatie een
blijvend hoge kredietvraag van de niet-agrarische
bedrijven en vooral van particulieren ter financiering
van het eigen woningbezit. Met betrekking tot de
agrarische sector is een wat gematigder groei dan in
1976 te verwachten.
Overige uitzettingen
Mede in verband met de werking van het systeem van
de indirecte kredietbeheersing hebben wij onze
portefeuille schatkistpapier uitgebreid met f 255 (456)
miljoen. In 1974 bedroeg deze uitbreiding f 203
miljoen.
De groei van de uitzettingen op korte termijn was met
f 528 (2 049) miljoen aanmerkelijk geringer dan in
voorgaande jaren. Dat geldt ook voor de uitbreiding
van de effectenportefeuille met f 59 (306) miljoen.
De beleggingen op lange termijn vertoonden met
f 225 (753) miljoen eveneens een geringe
toeneming. Het betreft hiervoor het overgrote deel
leningen aan of gegarandeerd door Nederlandse
overheidslichamen of semi-overheidslichamen, welke
uitzettingen ten dele een functie hebben in de
liquiditeitsopbouw.
Toevertrouwde middelen
Spaargelden
Evenals de kredietverlening gaven ook de aan onze
organisatie toevertrouwde middelen in 1976 een
versnelling van het groeitempo te zien in vergelijking
tot voorgaande jaren.
Wel is de, vergeleken met 1975, matige toeneming
van de op spaarrekeningen geadministreerde
tegoeden opvallend. Voor een verklaring daarvan
moet echter, evenals in voorgaande jaren, ook worden
gezien naar de in de kerngegevens onder middelen op
termijn opgenomen saldi op bankdepositorekeningen.
De mede als gevolg van de sterk wisselende rente
verhoudingen toegenomen rentebewustheid van het
publiek heeft de laatste jaren geleid tot omvangrijke
verschuivingen tussen deze beide middelen
categorieën. Zo werden sedert medio 1976 als gevolg
van de sterk gestegen geldmarktrente aanzienlijke
bedragen overgeboekt van spaarrekeningen naar
bankdepositorekeningen, een ontwikkeling die tot het
einde van het jaar voortduurde en die uiteindelijk een
bedrag van circa f 2 miljard betrof. Evenals de onder
depositorekeningen opgenomen depositobrieven en
termijnplanbrieven aan toonder, hebben deze
tegoeden naar onze mening duidelijk het karakter van
spaargelden. Dit geldt eveneens voor de op de
hiervóór beschreven wijze naar depositorekeningen
overgeboekte spaartegoeden; het karakter van
gelden wordt niet bepaald door de naam van de
33