Kerngegevens midden- en kleinbedrijf, 1975 en 1976
mutaties ten opzichte van voorafgaand jaar in procenten1
omschrijving
detailhandel
ambachten
horeca
totaal
1975
1976
1975
1976
1975
1976
1975
1976
1975
omzet
waarde
11
9,5
10
9,5
11,5
12,5
5
14
10
prijs
9
8
9,5
9
8
8,5
9
8
9
volume
2
1,5
0,5
0,5
3
4
- 4
6
1
loonkosten
waarde
14,5
11,5
10,5
9
14,5
11
15
13
12
prijs
13,5
10,5
13,5
9
14
10
18,5
9,5
14
volume
1
1
- 2,5
0
1
1
- 3
3
- 1,5
inkoop en
waarde
11
9,5
10,5
10
10
13
5
14,5
10,5
overige kosten
prijs
9
8
9,5
9
8
8,5
11,5
10
9
volume
1,5
1
1
0,5
2
4
- 6
4
1
overig inkomen
per zelfstandige
8
8,5
5,5
10,5
6
11,5
-15
19,5
4,5
arbeidsvolume
zelfstandigen2)
- 2
- 2,5
- 2
- 2
0,5
0,5
- 3
- 3
- 1 5
werknemers
1
1
- 2,5
0
1
1
- 3
3
- 1,5
totaal
0,5
- 0,5
- 2,5
- 0,5
0,5
1
- 3
1
- 1,5
Bron: raming E.I.M.
1afgerond op 0,5%
10
8,5
1
10
9,5
0,5
8,5
1
0,5
2) inclusief medewerkende gezinsleden
gunstig beïnvloed door de teruggang van het aantal
zelfstandige bedrijfshoofden. Zonder deze laatste
ontwikkeling zou de stijging van het overig inkomen
per zelfstandige namelijk niet op 10,5%, maar slechts
op 8,5% zijn uitgekomen.
De belangrijke groei van de omzet in de horeca in
1976 is onder meer te danken aan een toegenomen
bezoek van buitenlandse gasten en de stijging in ons
land van het aantal dagtochten en tweede vakanties.
De stijging met 11,5% van het overig inkomen per
zelfstandige in de horeca zegt weinig over het
bedrijfsresultaat per bedrijf of bedrijfstype.
De vervoerssector beleefde in 1976 een belangrijke
keer ten goede. Deze kentering deed zich echter voor
namelijk voor bij het beroepsgoederenvervoer over
de weg. Bij het personenvervoer en de binnenvaart
viel van een stijging van het omzetvolume weinig of
niets te bespeuren.
Bouwnijverheid en woningbouw
B ou wnijverheid
In het verslagjaar is er een einde gekomen aan de
sinds 1973 optredende daling van de bouwactiviteit.
De totale bouwproduktie nam in lopende prijzen toe
met 11 ten opzichte van 1975. Wanneer men
rekening houdt met de opgetreden kostenstijging,
betekent dit een toename van het bouwvolume met
circa 2%. Deze geringe stijging werd uitsluitend
veroorzaakt door de zeer gunstige ontwikkeling
binnen de sector herstel en verbouw. In alle overige
sectoren daalde het produktievolume of bleef hooguit
gelijk.
In de woningbouw en de utiliteitsbouw bedroeg de
teruggang 1 terwijl het produktievolume van de
grond-, wegen- en waterbouw op het niveau van
1975 lag. De grootste daling deed zich hierbij voor
in de sector bedrijfsgebouwen, waar de produktie
zelfs in lopende prijzen nog terugliep.
Geheel in tegenstelling tot de ontwikkeling in de
bovenstaande sectoren toonde de sector herstel en
verbouw, sterk door de overheid gestimuleerd, een
stijging van de reële produktie met 31% ten opzichte
van 1975. Als gevolg hiervan groeide het aandeel van
deze sector in de totale gebou wenproduktie tot 12%.
Het aantal werkenden in de bouwnijverheid lag in het
verslagjaar 4% boven het niveau van 1975. Dat deze
toeneming vrijwel volledig geconcentreerd was in de
sector herstel en verbouw behoeft gezien het voor
gaande geen verwondering te wekken.
Woningbouw
In het afgelopen jaar is de woningbouw verder
afgenomen. Het aantal voltooide woningen daalde
ten opzichte van 1975 met bijna 14 000 woningen of
ruim 13% tot een niveau van 107 000. Daarentegen
steeg het aantal in aanbouw genomen woningen met
7% tot 119 000. Deze opleving concentreerde zich
vooral in de tweede helft van het jaar. Tegelijkertijd
gaf ook de verlening van bouwvergunningen een
28
grafiek 5
belangrijke stijging te zien; het bedrag daarvan nam
in 1976 met 27% toe.
In de samenstelling van de woningproduktie,
onderscheiden naar woningwet-, premie- en vrije
sectorwoningen, hebben zich in 1976 opnieuw
belangrijke verschuivingen voorgedaan. Het aandeel
van de woningwetbouw in het totale aantal begonnen
woningen daalde ten opzichte van 1975 met 5% tot
32%. Daarentegen stegen de aandelen van de premie
woningen en de vrije sectorwoningen tot respec
tievelijk 46% en 22%. In overeenstemming met deze
ontwikkeling is het percentage koopwoningen in het
aantal verleende bouwvergunningen gestegen van
45% in 1975 naar 51 in het verslagjaar.
Eigen woningbezit
De overheid streeft naar een jaarlijkse toeneming van
het eigen woningbezit in procenten van de woning
voorraad met circa 1 Rond de komende eeuw
wisseling zou dit moeten resulteren in een verhouding
tussen eigen woningen en huurwoningenvan 2:1
In 1976 werd een belangrijke stap in deze gewenste
richting gezet. De verkoop van woningwetwoningen
en particuliere huurwoningen aan de bewoners steeg
aanzienlijk. Ook is de nieuwbouw van koopwoningen
gestegen. Ongeveerde helft van de nieuwbouw is
op het ogenblik bestemd voor bewoning door de
eigenaar.
Detoegenomen vraag naar eigen woningen kwam tot
uiting in aanzienlijke prijsstijgingen voor bestaande
woningen en in een sterke toeneming van de vraag
naar woninghypotheken. Vergeleken met dezelfde
periode van 1975 werden gedurende de eerste elf
maanden van 1976 in aantallen 25% en in bedragen
Bouwkosten en prijzen van bestaande woningen
index
ultimo
210
1969 100
200
190
180
170
160
150
140
130
120
110
100
1970
1971
1972
1973
1974
1975
1976
zelfs ruim 50% meer nieuwe hypotheken
ingeschreven. De toenemende belangstelling voor
een eigen woning hangt vooral samen met de
voortdurende inflatie en het overheidsbeleid (huur-,
subsidie- en fiscaal beleid). Daarnaast is ookde
uitbreiding van de hypothecaire financierings
mogelijkheden, al dan niet met gemeentegarantie,
een belangrijke begunstigende factor.
Huur- en subsidiebeleid
De institutionele beleggers hebben zich na de
volledige invoering van de dynamische kostprijshuur
teruggetrokken uit de bouw van premiehuur
woningen. Ten einde het wegvallen van dit deel van
de woningproduktie te compenseren, wil de regering
twee wegen bewandelen. In de eerste plaats zal met
ingang van 1977 aan de woningbouwcorporaties de
mogelijkheid worden geboden om de voormalige
beleggersbouw over te nemen, waarbij het Rijk garant
zal staan voor rente en aflossing van de aangegane
leningen op de kapitaalmarkt. In de tweede plaats zal de
regering - mede gezien de bestaande voorkeuren en
de grote vraag - het eigen woningbezit zoveel mogelijk
trachten te bevorderen.
Een sterke stimulans voor de eigen woning vormt in
dit verband de op 1 januari 1976 ingevoerde regeling
'beschut eigen woningbezit'. Deze regeling houdt in,
dat personen met een bescheiden inkomen extra
financiële steun kunnen krijgen bij de aankoop van
een daarvoor in aanmerking komende woning.
Deze aanvullendesteun wordt, afhankelijk van de
hoogte van het belastbaar inkomen, verleend in de
vorm van een lening en/of een jaarlijkse Rijksbijdrage
gedurende maximaal acht jaren.
Daarnaast werd per 1 juli 1976 de subsidieregeling
voorde bouw van eigen woningen aangepast in
verband met de gestegen stichtingskosten.
De maximumgrenzen, gesteld aan de stichtingskosten
voor het verkrijgen van een jaarlijkse Rijksbijdrage en
gemeentegarantie, zijn bij aankoop of bouw van
een nieuwe eigen woning opgetrokken tot f 117 500
respectievelijkf 165 000 en met ingang van
15 december 1976 tot f 123 000 respectievelijk
f 175 000.
prijzen van bestaande woningen (vrij te aanvaarden)
bouwkosten van woningen
29