verwachtingen beantwoord; ook heeft zij belangrijk
bijgedragen tot een grotere bekendheid van de
participanten op de internationale geld- en
valutamarkten.
Onze begin 1974 opgerichte gezamenlijke dochter
met de Bank of America - Rabomerica International
Bank n.v. - is op 5 juni 1974 operationeel geworden
als internationale handelsbank. Rabomerica heeft
een geplaatst en gestort kapitaal van respectievelijk
f 60 en f 30 miljoen, waarin voor gelijke delen door de
Centrale Rabobank en de Bank of America nt s a
wordt deelgenomen.
Naast de binnenlandse kredietverlening, waaraan in de
aanloopfase prioriteit wordt gegeven, verricht
Rabomerica ook internationale financieringen.
Tevens verricht de bank activiteiten op het terrein van
het eurovaluta-bedrijf.
Dienstverlening
Financieringsmaatschappij'De Lage Landen' n. v.
De financieringsmaatschappij 'De Lage Landen' n.v.
is een meerderheidsdeelneming van de Centrale
Rabobank. In de paragraaf over de uitzettingen zijn de
kredietverleningsactiviteiten van deze maatschappij
dan ook als zodanig verwerkt. Gezien de eigen plaats
van deze dochter in de bancaire dienstverlening van
onze organisatie worden de activiteiten van deze
maatschappij hier afzonderlijk toegelicht.
Beperkten deze activiteiten zich tot 1 973 voornamelijk
tot het terrein van leasing- en huurkoopfinanciering,
in het verslagjaar is een begin gemaakt met de
verstrekking van persoonlijke leningen en aanvullende
hypothecaire leningen.
In het verslagjaar werden in totaal 1 01 30 (4600)
posten verstrekt voor een bedrag van f 1 08 (50)
miljoen. Ongeveer 60 procent hiervan had betrekking
op huurkoop-debiteuren, circa 1 6 procent op
leasing-debiteuren en de rest op persoonlijke en
hypothecaire leningen. De belangrijkste oorzaak voor
deze sterke groei moet, behalve in de tijdelijke
liquiditeitskrapte bij veel rabobanken worden
gezocht in het feit, dat de rabobanken in toenemende
mate vertrouwd raken met het instituut van 'De Lage
Landen'. De zakelijke betrekkingen met de
rabobanken zijn in het verslagjaar sterk geïntensiveerd
en verdiept. Ruim twee-derde deel van de rabobanken
treedt thans op als actief tussenpersoon voor 'De Lage
Landen'.
Ultimo 1974 beliep het uitstaande debiteurensaldo
f 127 (56) miljoen. De passieve financiering
geschiedt grotendeels via de geld- en kapitaalmarkt.
De bedrijfsresultaten vertoonden in het verslagjaar
een bevredigende ontwikkeling.
In 1974 heeft de volledige automatisering van de
administratie van 'De Lage Landen' zijn beslag
gekregen.
Assurantiebemiddeling
Op circa 45 na zijn alle aangesloten rabobanken
thans ingeschreven als verzekeringsagent in de
registers van de SER. Eind 1 974 hadden onze banken
701 gespecialiseerde assurantie-adviseurs in dienst,
bij het begin van het verslagjaar waren er dat 609.
Ondanks het feit dat de activiteiten op het terrein van
de assurantiebemiddeling onder druk stonden van
het relatief lage niveau van nieuw-verstrekte leningen,
kon ook in 1974 een zeer bevredigende produktie-
groei worden gerealiseerd.
Reizen
In de loop van 1974 is ons het aspirant-lidmaatschap
van de Algemene Nederlandse Vereniging van
Reisbureaus (ANVR) opgezegd. Onze aanvrage voor
hetvolledige lidmaatschap van deze vereniging is
afgewezen. Voor de activiteiten van de rabobanken
op het gebied van de reisbemiddeling heeft dit echter
geen gevolgen. De verkoop van reizen uit het
assortiment van alle reisorganisaties waarmee wij
samenwerken kan onbelemmerd doorgang vinden.
De dienstverlening aan en de zekerheid voor de cliënt
die bij onze banken een reis koopt,komt op geen enkele
manier in gevaar. Het is verheugend te kunnen vast
stellen dat in het afgelopen jaar bij een bepaald niet
sterke groei van de markt het aantal door onze banken
verkochte reizen is gestegen tot circa 100000(66000)
Betalingsverkeer
Bij de uitvoering van het betalingsverkeer via het
Nederlandse bankwezen nemen de Bankgirocentrale
en de Stichting Bevordering Chequeverkeer
een steeds belangrijkere plaats in. De ontwikkelingen
op dit gebied zijn voor onze organisatie, als grootste
deelnemer aan de projecten, van veel belang. In het
verslagjaar werd goede voortgang geboekt met het
zogenaamde bank-giro-overtype-project.
Door bijplaatsing van de benodigde apparatuurzijn
voor de rabobanken de mogelijkheden om aan dit
project deel te nemen sterk uitgebreid. Eind 1974 werd
door onze banken voor circa 30 procent van deze
mogelijkheid gebruik gemaakt. Gezien de ontwikke
lingen in het bankgiroverkeer is een snelle verhoging
van deze deelname gewenst.
In de loop van 1975 zal het proces van overschakeling
op gecentraliseerde en geautomatiseerde verwerking
van betaalcheques via de Bankgirocentrale zijn beslag
krijgen. Het gebruik van deze cheques blijft gestaag
toenemen. Ultimo 1974 waren door onze banken
930000 (830000) betaalpassen uitgegeven aan
cliënten en gemachtigden. Deze gebruikten in 1974
bijna 31 (28) miljoen betaalcheques. In het
verslagjaar maakten onze cliënten nog slechts op
beperkte schaal gebruik van de medio 1974 in een
aantal Europese landen geïntroduceerde 'Eurocheque
Op het moment van introductie was het vakantie
seizoen reeds ver gevorderd, hetgeen daarbij zeker een
rol heeft gespeeld. Op langere termijn verwachten wij
dan ook een grote belangstelling voor de eurocheque.
32
Effectenbemiddeling
Tegen de achtergrond van het slechte beursklimaat
in 1974 kan van een bevredigende ontwikkeling van
onze activiteiten op het gebied van effecten
bemiddeling worden gesproken. In het kader van de
herstructurering van de organisaties op het terrein
van de effectenhandel en het beurswezen in 1973 is de
Centrale Rabobank in dat jaar, mede ten behoeve van
de aangesloten banken, lid geworden van de
Vereniging voor de Effectenhandel. Als zodanig kan de
centrale bank thans zelf ter beurze opereren. Tot 1974
moest daartoe gebruik gemaakt worden van de
dochterinstellingen Schretlen Co. n.v. en
n.v. Transandine Handelmaatschappij te
Amsterdam. Laatstgenoemde is thans geliquideerd.
Beleggingsfonds van de 7
Voor de tweede achtereenvolgende maal maakte het
'Beleggingsfonds van de 7' een bijzonder moeilijk
jaar door. De wereldomvattende conjunctuurterug
gang en de hoge rentestand gaven weinig aanleiding
tot optimisme op de effectenbeurzen. De basiswaarde
per participatie in het fonds daalde dan ook tot
f 6,80 (8,76). Ultimo 1973 beliep die waarde nog
f 10,95. Het fondsvermogen onderging in het verslag
jaar een daling tot f 50 (55) miljoen. Het aantal
uitstaande participaties nam toe met 1060000
(1066000) tot ruim 7,3 miljoen.
Organisatorische aspecten
Automatisering
In het afgelopen jaar is wederom goede voortgang
geboekt met de automatisering van administratieve
handelingen. Van de ruim 10 miljoen rekeningen per
eind 1 974 werd bijna 95 procent via de computer
centra te Zeist en te Eindhoven geadministreerd.
Op deze rekeningen werden in 1 974 circa 280 (240)
miljoen mutaties verwerkt. In het verslagjaar werd een
begin gemaakt met de automatisering van de
assurantie-administratie van de centrale bank, een
project dat begin 1975 is voltooid. Met de
automatisering van de assurantie-administratie van de
aangesloten banken is in november 1974 eveneens
gestart. Met betrekking tot de centrale bank kan
voorts melding worden gemaakt van de automatisering
van het girale buitenlandse betalingsverkeer en van de
harmonisering van de effectenadministratie.
De eind 1 973 begonnen studies inzake een geünifor
meerde geautomatiseerde administratie van alle
rabobanken is in het verslagjaar voortgezet.
Door middel van brochures zijn de aangesloten
banken op de hoogte gesteld omtrent het nieuwe
automatiseringssysteem voor spaarrekeningen en
rekeningen-courant, terwijl de studies over leningen
en eigen rekeningen in een gevorderd stadium zijn.
Wij hebben goede hoop dat een deel van de nieuwe
systemen in 1976 in werking zal treden.
Daarbij zullen wij dan gebruik kunnen maken van
twee zeer grote computers van hettype IBM 370-168,
die inmiddels in Zeist zijn geïnstalleerd.
De algehele integratie van de postale communicatie
tussen centrale bank en aangesloten banken heeft
volgens plan in februari 1974 zijn beslag gekregen.
Via een zestigtal routes die tweemaal per dag vanuit
de computercentra te Zeist en Eindhoven worden
gereden, wordt thans het gehele land bestreken.
Opleiding en voorlichting
De opleiding van personeelsleden en voorlichting aan
leden van besturen en raden van toezicht van
rabobanken geven een voortzetting en intensivering
te zien van de vele reeds bestaande activiteiten.
In toenemende mate wordt daarbij van nieuwe
technieken gebruik gemaakt. Sedert enige tijd worden
instructiemethoden met audiovisuele hulpmiddelen
ten behoeve van aangesloten banken ontwikkeld.
De resultaten van enige tests zijn zeer positief.
Bij een aantal grotere rabobanken zal apparatuur voor
audio-visuele instructie worden geplaatst.
Aan de diverse georganiseerde cursussen en bijeen
komsten werd in het afgelopen jaar door een zeer
groot aantal personen uit de organisatie deelgenomen.
Huisvesting en personeel
In het verslagjaar kwam wederom een groot aantal
fusies tot stand, als gevolg waarvan het aantal
aangesloten banken verminderde met 54 (54) tot
1079 (1133). Bij de activiteiten op het gebied van
nieuwbouw en verbouw zette de in 1973 aangevangen
dalende tendens zich in het verslagjaar voort. In het
vestigingenbeleid komen reeds duidelijk de voordelen
van fusie tot uitdrukking. Daardoor en als gevolg van
het steeds dichter naderen van het verzadigingspunt
voor vestiging van bankkantoren nam het aantal
vestigingspunten in het afgelopen jaar slechts
toe met 25 (58) tot 31 55 (31 30). Aan de beveiliging
van de vestigingen van de rabobanken wordt grote
aandacht gegeven.
Het personeelsbestand bij de centrale bank nam
met 41 2 (71toe. Bij de aangesloten banken
was met een toeneming van 831 (878) sprake van een
voortzetting van de gematigde groei. Het personeels
bestand van de gezamenlijke aangesloten banken
kwam daarmee ultimo 1974 op 1 6540 (1 5709).
Te zamen met de 3255 (2843) personeelsleden van
de centrale bank brengt dit voor de organisatie als
geheel het personeelsbestand per eind 1974 op
19795 (18552).
Bedrijfsresultaten organisatie
De hiervoor beschreven gang van zaken in het actieve
en passieve bedrijf van onze organisatie leidde
uiteindelijk tot een toeneming van het balanstotaal
met 18(15) procent tot f 37355 (31759) miljoen.
De bedrijfsresultaten hielden in het verslagjaar
ongeveer gelijke tred met de groei van de bedrijfs-
33