V' (1 61miljoen zeer sterk toe. De uitbreiding van onze activiteiten in het buitenlands bedrijf komt hierin tot uitdrukking. De effectenportefeuille onderging met een daling van f 10 (+26) miljoen per saldo slechts een geringe wijziging. De Beleggingen op lange termijn namen toe met f492 (119) miljoen. Het betreft hier voor het overgrote deel leningen aan of onder garantie van Nederlandse overheidslichamen of semi-overheidslichamen Toevertrouwde middelen Spaargelden De bij de Rabobankorganisatie op spaarrekeningen geadministreerde tegoeden vertoonden in het verslagjaar een negatief inlegoverschot. Sedert het begin van de vijftiger jaren is dit niet meer voorge komen. Bij nadere analyse blijkt echter, dat nagenoeg het gehele bedrag dat in 1974 is binnengekomen op bankdepositorekeningen bij de aangesloten banken ten koste is gegaan van de tegoeden op spaarreke ningen. De oorzaak hiervan is duidelijk gelegen in de zeer hoge rente die gedurende vrijwel het gehele verslagjaar, ook voor verhoudingsgewijs kleine saldi van particulieren, op bankdepositorekeningen werd vergoed. Als gevolg daarvan hebben de overboekin gen van spaartegoeden naar bankdeposito's,die medio 1973 begonnen, vrijwel onverminderd voortgeduurd. In het verslagjaar bestond grote belangstelling voor de termijnplanbrieven en depositobrieven. Om administratieve redenen zijn deze stukken in de balans opgenomen onder deposito's. Wij zijn van mening dat het hierbij in het algemeen gelden betreft welke zijn overgeboekt van spaarrekeningen of welke voorheen op spaarrekeningen zouden zijn gestort. Op grond van het vorenstaande zal een analyse van de spaarontwikkeling in 1974 bij onze organisatie niet alleen de mutaties op spaarrekeningen moeten omvatten, maar ook die op termijndepositorekeningen. Ook in dat geval kan, rekening houdend met de inflatie, worden gesproken van een relatief achter blijvende spaaraanwas in het verslagjaar, althans in vergelijking tot 'normale spaarjaren' als 1972 en 1971 De mate waarin dat het geval is, is echter minder groot dan in 1973. Overigens biedt 1973 op dit punt geen goede vergelijkingsmaatstaf, omdat in de tweede helft van dat jaar enkele incidentele factoren aanzienlijke afwijkingen hebben veroorzaakt. Afgezien van deze incidentele factoren moet worden vastgesteld, dat het verschil tussen inflatiegraad en rentevergoeding dreigt toe te nemen. Naarmate deze discrepantie een meer structureel karakter aanneemt wordt de noodzaak tot stimulering van de particuliere besparingen met fiscale maatregelen steeds klemmender, wil men althans een verdere uitholling van de economische bedrijvigheid - mede geïndiceerd door de hoge financieringsrente en door de verminderde mogelijkheden tot besparingen binnen de bedrijven zelfvoorkomen. Concluderend kan worden gesteld dat in 1974 sprake is geweest van een enigermate achterblijvende aanwas van gelden met spaarkarakter, vooral veroorzaakt door een als gevolg van de inflatie grotere bestedingsdrang en door agrarische invloeden. Laat men deze laatste buiten beschouwing, dan vielen in het tweede halfjaar van 1974 tekenen van enig herstel van de spaarneiging te bespeuren. Nu in de ontwikkeling van de verhouding van de rentestanden rond de jaarwisseling een kentering is opgetreden en nu, mede op grond van overheidsmaatregelen, de vooruitzichten omtrent de bedrijfsuitkomsten in de agrarische sector iets minder ongunstig zijn geworden, behoeft voor de nabije toekomst de kwantitatieve ontwikkeling van spaargelden en bankdeposito's te zamen niet al te somberte worden ingezien. Wel is er, zolang de geldmarktrente op een verhoudingsgewijs hoog peil blijft, sprake van kwalitatieve gevolgen. Als gevolg van de overboekingen van spaarrekeningen naar deposito's worden immers de rentekosten aanzienlijk hoger. Bovendien zijn de bestaande liquiditeitsregelingen van De Nederlandsche Bank niet volledig afgestemd op het eigenlijke karakter van diverse soorten middelen; zij zijn vooral afgestemd op de administratieve behandeling van die middelen. De verplichtingen uit hoofde van deze regelingen nemen door genoemde overboekingen dan ook toe, hetgeen nog wordt versterkt indien, als gevolg van de gesignaleerde overboekingen, de omloopsnelheid van de op spaarrekeningen geadministreerde tegoeden boven de factor 0,50 zou komen. Uit de achter in dit verslag opgenomen tabellen 4, 5 en 6 kan men zien dat de geschetste ontwikkeling op de spaarmarkt niet alleen bij onze organisatie, maar ook bij de andere traditionele spaarinstellingen en bij de handelsbanken zijn invloed heeft doen gelden. In genoemde tabellen zijn alleen de cijfers van de op spaarrekeningen geadministreerde tegoeden opgenomen. De terugval van de inlegoverschotten op deze rekeningen was bij onze banken en bij de handelsbanken belangrijk groter dan bij de Rijkspost spaarbank en de Bondsspaarbanken. Daarbij dient echter rekening gehouden te worden met de compenserende invloed van de tegoeden op deposito's, die bij de beide laatstgenoemde banken geen rol van betekenis spelen. Desondanks vertoonde ons marktaandeel slechts een geringe daling tot 41,4 (42,0) procent. Aangenomen mag worden dat bij een terugkeer van normale renteverhoudingen een omvangrijke terugvloeiing van deposito's naar spaargelden zal plaatsvinden, zowel bij ons als bij de handelsbanken. In dat licht bezien moet de betekenis van de in het tweede gedeelte van tabel 6 weergege ven marktaandelen en de ontwikkeling daarvan op dit moment met enige voorzichtigheid worden beschouwd. De verschuivingen naar depositorekeningen gingen zowel ten laste van de direct opvraagbare spaar- 30 Grafiek 5 Procentuele verdeling van de middelengroei spaargeld rekening-courant deposito rekeningen als van de termijnspaarrekeningen; van de laatste vermoedelijk in iets grotere mate. Per saldo onderging de verhouding van de tegoeden op direct opvraagbare spaarrekeningen enerzijds en die op termijnspaarrekeningen anderzijds echter slechts een geringe wijziging. De geschetste ontwikkeling leidde ertoe, dat het tegoed ultimo 1974 van de op spaarrekeningen geadministreerde tegoeden op f 21876 (21303) miljoen kwam. Hiervan stond f 12454 (11872) miljoen of 57 (56) procent uit op direct opvraagbare rekeningen, inclusief de gepremieerde spaarvormen. Overige middelen Tegenover de geringe groei van de spaarsaldi stond een zeer sterke toeneming met f 2736 (504) miljoen van middelen op termijn. Op de verklaring van de ontwikkeling van deze tegoeden is in het voor gaande reeds ingegaan. De in onze kerngegevens opgenomen post middelen op termijn bestaat voor het overgrote deel uit tegoeden op bankdeposito rekeningen en uit afgegeven toonderstukken. In het verslagjaar emitteerde de centrale bank een kapitaalobligatielening tot een bedrag van f 100 miljoen. Voorts werd een emissie van eurogulden- notes geplaatst tot een bedrag van f 50 miljoen. Ofschoon het groeitempo van de toeneming van het aantal privérekeningen wederom matiging vertoonde, namen ook in 1974 de saldi weer sterk toe met f432 (387) miljoen. Het aantal privérekeningen bij de rabobanken steeg in het verslagjaar met 160000 (196000) tot 1,93 (1,77) miljoen. Evenals in 1 973 vertoonden de tegoeden op rekeningen-courant van bedrijven en instellingen in het verslagjaar met f 80 (1 2) miljoen een geringe groei. In 1973 was dat vooral een gevolg van verschui vingen naar bankdepositorekeningen en van hoge belastingbetalingen. In het verslagjaar hebben vooral de ongunstige prijsontwikkelingen in de agrarische sector hun stempel gedrukt op de ontwikkeling van deze saldi. Totaal toevertrouwde middelen In totaliteit stegen de aan de Rabobankorganisatie toevertrouwde middelen in het afgelopen jaar met f 3821 (2868) miljoen of 1 4 (1 2) procent tot f 30935 (2711 4) miljoen. Dit middelenbestand kan als volgt over de onderdelen van de organisatie worden verdeeld: aangesloten banken f 291 30 (26163) miljoen, centrale bankf 1493 (824) miljoen en gelieerde hypotheekbanken f 312 (127) Internationale activiteiten In ons vorige jaarverslag maakten wij reeds melding van een versterkte uitbouw van onze internationale activiteiten en van ons streven naar een verdere specialisatie op het terrein van de financiering van internationaal gerichte agrarische cliënten. Een en ander spruit enerzijds voort uit onze jaren lange ervaring op het gebied van agrarische financieringen en anderzijds uit de behoefte aan uitbouw van de dienstverlening ten behoeve van onze cliënten. In het verslagjaar participeerde de centrale bank meer actief in middellange Euro financieringen; daarbij nemen leningen aan sectoren die nauw verbonden zijn met de infrastructuur van ontwikkelingslanden een belangrijke plaats in. Zonder de hierbij noodzakelijke zorgvuldigheid uit het oog te verliezen werd in 1974 een aanmerkelijke groei gerealiseerd op het terrein van de handel in vreemde valuta. De gestadige ontwikkeling van het buitenlands bedrijf van de centrale bank heeft vooral in het afgelopen jaar geleid tot een intensivering en verdieping van de contacten met een groot aantal van onze correspondentbanken. Medio 1973 is de centrale bank-zoals reeds in ons vorige jaarverslag werd vermeld een samenwerkings verband aangegaan met een negental andere West-Europese coöperatieve banken en een Engelse merchantbank, in de vorm van een internationale merchantbank: London and Continental Bankers Ltd. Deze bank heeft in het afgelopen jaar aan de 31

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1974 | | pagina 17