Grafiek 2 2,25 2 Valutaslang (op basis van vrijdagkoersen) I *r I 3 4 I 5 I 6 I 7 8 I 9 10 I 11 I 12 13 - 2 - 2,25 droeg vooral de déconfiture van het Duitse bankiers huis Herstatt bij, alsmede een versoepeling van het geldmarktbeleid. De waarde van de Amerikaanse dollar was in het verslagjaar aan uitzonderlijk sterke schommelingen onderhevig. De sinds augustus opgetreden daling heeft zich tot het eind van het jaar voortgezet. Land- en tuinbouw Algemeen Tegenover de relatief gunstige resultaten in de land en tuinbouw in 1973 steken de uitkomsten over 1974 schril af. Sterke kostenstijgingen en achterblijvende prijzen leidden tot aanzienlijke inkomensdalingen. Als kostenverhogende factoren kunnen worden genoemd de inflatie in het algemeen en de belangrijk opgelopen loonkosten en prijzen voor brandstoffen, kunstmest en veevoer. Daarnaast zijn ook de opheffing per 1 mei van de 2% compensatie via de BTW die was ingesteld wegens de revaluatie van de gulden in september 1973 en ongunstige weersomstandig heden in enkele landbouwgebieden van invloed geweest. Wat dit laatste betreft zij met name herinnerd aan de ernstige gevolgen voor de landbouw, vooral in het zuidwesten van het land van de overvloedige regenval in het najaar. Waar in andere bedrijfstakken veelal de mogelijkheid bestaat om kostenstijgingen in belangrijke mate door te berekenen in de prijzen is dit in de agrarische sector niet het geval. Kostprijzen vormen hier op korte termijn nauwelijks een richtsnoer voor de opbrengst- prijzen. Het gevolg is dat kostenstijgingen voor zover deze onvoldoende worden gecompenseerd door een produktiviteitsverbetering, veelal zullen leiden tot een overeenkomstige inkomensverslechtering. Voor 1974/1975 wordt een gemiddelde daling van 20% geraamd voor de inkomens in de land- en tuinbouw. In de loop van 1974 werd door de regering, onder druk van de georganiseerde landbouw en na parlementaire beraadslagingen, een aantal maat regelen getroffen ter verbetering van het inkomen van boeren en tuinders. Zo werd een bedrag van f 115 miljoen beschikbaar gesteld dat in de vorm van een toeslag werd uitgekeerd. In verband met de slechte oogstsituatie in het najaar ten gevolge van de aanhoudende regen werd door het ministerie van landbouw een speciale regeling getroffen voor ongeoogste gewassen. Deze regeling was bedoeld als aanvulling op het hulpverlenings- programma in het kader van de Rijks Groepsregeling Zelfstandigen. EEG-prijsbeleid In 1974 werd het gemeenschappelijke landbouw beleid opnieuw ernstig bemoeilijkt door de oneven wichtige monetaire verhoudingen. Een aanwijzing hiervoor kan worden gevonden in het feit dat ten opzichte van het oorspronkelijke eenheidsprijsniveau voor alle landen behalve Denemarken afwijkingen zijn ontstaan als gevolg van wisselkoersveranderingen. Op een bepaald moment was zelfs sprake van een afwijking van 12% naar boven voor Duitsland en van 21 naar beneden voor Italië. Hiertussen liggen de Beneluxlanden met een positieve afwijking van 2,76%. Inmiddels is het bijna normaal geworden dat compensatie voor deze verschillen plaatsvindt door middel van heffingen en subsidies aan de grenzen. De 2% compensatie via de BTW in ons land na de revaluatie van de gulden in september 1973 vormde evenwel een uitzondering. Naast de op zichzelf toch al moeilijke opgave om, gezien de veelal tegengestelde nationale belangen, het gemeen schappelijke prijsbeleid in stand te houden betekent het vraagstuk van de monetaire compensaties een extra zware handicap. Bij de vaststelling van de nieuwe landbouwprijzen voor de campagne 1974/1975 vormde de vraag of moest worden uitgegaan van de werkelijke kosten stijgingen in het afgelopen jaar - hetgeen als uitgangspunt werd genomen door de COPA-dan wel of volgens het standpunt van de Europese Commissie zou moeten worden uitgegaan van een trendmatige kostenstijging over een aantal voorgaande jaren een belangrijk discussiepunt. Op het voorstel van de Europese Commissie tot een gemiddelde prijsverhoging van 6 a 7%, tegenover de door de COPA verlangde aanpassing met 12 14%, besloot de Raad uiteindelijk tot ruim 8%. Op initiatief van Nederland volgde in oktober een tussentijdse verhoging van de prijzen met 5%. 22 Investeringen Ondanks de over het algemeen teleurstellende bedrijfsresultaten was in 1974 in de land- en tuinbouw sprake van een hoog investeringsniveau. Zoals ook zal blijken uit het hierna gegeven verslag van de gang van zaken in de organisatie, waren met name de investeringen in de melkveehouderij en de glastuin bouw omvangrijk. Wat de melkveehouderij betreft speelde onder andere de sterke uitbreiding van het aantal ligboxenstallen en melktanks een rol. In 1973 was 23,5% van de aangevoerde melk afkomstig van bedrijven met een melktank; in 1 974 is dit percentage opgelopen tot 35. In de glastuinbouw was sprake van een belangrijke financieringsbehoefte in verband met de ombouw op aardgas. Over het algemeen werd de investeringsneiging in de agrarische sector positief beïnvloed door de relatief betere uitkomsten over voorgaande jaren. De op basis hiervan genomen beslissingen kwamen in het verslagjaar tot uitdrukking. De investeringsont wikkeling illustreert eveneens de noodzaak tot modernisering en schaalvergroting. Een aanwijzing hiervoor is de omstandigheid dat de grotere krediet- vraag met name voortvloeit uit een sterke toename van het gemiddelde leningsbedrag per bedrijf. Het proces van modernisering en schaalvergroting wordt uiteraard niet onbelangrijk gestimuleerd door de rentesubsidieregeling. Het subsidiepercentage in het kader van deze regeling werd verhoogd van 4 naar 5%. Fiscale en sociaal wettelijke positie Bij de fiscale behandeling van de zelfstandige ondernemer is enige vooruitgang geboekt met de invoering van een zogenaamde zelfstandigenaftrek voor de inkomstenbelasting en een extra vrijstelling van het bedrijfsvermogen (f. 50.000,-) voorde vermogensbelasting. In het algemeen wordt hiermee echter nog veel te weinig tegemoet gekomen aan de bijzondere positie van de zelfstandige onder nemer. Die positie vraagt om een speciale fiscale behandeling. Zo heeft bijvoorbeeld de belasting van oneigenlijke winsten belangrijke nadelige gevolgen voor de interne financiering van bedrijven. Het is daar om te hopen dat de op verzoek van de regering onder leiding van prof. Hofstra uit te voeren studie over het fiscale inkomens- en winstbegrip spoedig tot positieve resultaten zal leiden. Ook op het terrein van de sociale wetgeving dient de zelfstandige ondernemer zijn hoop meerte richten op de toekomst dan dat hij gebruik kan maken van reeds gerealiseerde verbeteringen. Zo zal de Wet Volks verzekering Arbeidsongeschiktheid niet eerder dan 1 juli 1976 in werking kunnen treden. Omtrent de toepassing van de Wet Werkloosheidsvoorziening voor zelfstandigen is een advies van de SER gevraagd. Tevens wordt gewerkt aan een voorontwerp van wet voor een volksverzekering tegen ziektekosten. Sectoren De ontwikkelingen op het terrern van de vlees- produktie zijn zorgwekkend. Met name de in voorgaande jaren in Europees verband gepropageerde uitbreiding van de rundvleesproduktie heeft geleid tot duidelijke verzadigingsverschijnselen. Ook de melkveehouderij ondervond in 1974 de nadelige gevolgen van de sterk gedaalde vleesprijzen. Daarentegenover stond evenwel dat de afzet van zuivelprodukten zich vrij gunstig ontwikkelde, mede door de geringe uitbreiding van de melkproduktie in de overige EEG-landen. De kalvermesterij werd nog extra getroffen door Italiaanse importbelemmeringen en de invoerstop in augustus in verband met het voorkomen van kwik in kalfsvlees. De varkensvleesprijzen daalden sterk mede in verband met de invloed van een geringere stijging van de vraag naar varkensvlees dan in voorgaande jaren. De algemene situatie op de vleesmarkt had ook een belangrijk negatieve invloed op de slachtpluim- veesector. In de legpluimveehouderij werd de markt ondersteund door restituties bij uitvoer naar derde landen. Desondanks waren de opbrengstprijzen van eieren in 1974 lager dan in het jaar daarvoor. Afgezien van de schade als gevolg van slechte weersomstandigheden waren de opbrengsten in de akkerbouw over het algemeen niet ongunstig. In het bijzonder kan worden gewezen op een goede graanoogst bij hoge opbrengsten. Met name de prijsvorming van tarwe liet echter te wensen over door het in EEG-verband gevoerde beleid. Ookde prijsvorming van consumptieaardappelen oogst 1974 stelde teleur. In de glastuinbouw vielen aan de kostenkant vooral de sterke stijging van de stookolieprijzen en aan de opbrengstkant met name voor tomaten en komkom mers gemiddeld lagere prijzen dan in 1 973 te constateren. De overschakeling van groenten op bloementeelt werd in 1974 voortgezet. In de bloembollenteelt speelde de invloed van een structurele overproduktie een overheersende rol. De resultaten in de fruitteeltsector waren meer bevredigend dan in 1973 met uitzondering van die bedrijven waar enstige schade aan het fruit werd aangebrachtalsgevolg van nachtvorst en hagelschade. De champignonteelt had vooral te kampen met een zeer sterke concurrentie van derde landen met name Taiwan. Van een redelijk renderende produktie was in verband hiermee geen sprake. Visserij De bedrijfsresultaten in de visserij waren in 1974 over 23

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1974 | | pagina 13