Economische ontwikkeling groei van de rundveestapel doet verwachten. De rundveehouderij concentreert zich op steeds minder bedrijven, zodat de gemiddelde bedrijfsomvang verhoudingsgewijs snel toeneemt. Bij deze concentratie spelen een belangrijke rol de snelle uitbreiding van moderne stallen (vooral ligboxen-stallen), de opkomst van de snijmaisteelt (1970: 6.000 ha, 1974: 50.000 ha), het gebruik van melkkoeltanks en de rijdende meikont- vangst. De melkproduktie nam in ons land wederom toe. Dit verschijnsel deed zich voor in alle landen van de Europese Gemeenschappen, althans tot in de late zomermaanden, toen het zeer droge weer de grasgroei afremde. De Europese Gemeenschappen kregen daardoor opnieuw te maken met een ernstig boter- probleem, dat gepaard ging met een druk op het prijspeil van diverse zuivelprodukten. Om de toeneming van de melkproduktie af te remmen werd in E.E.G.-verband weer een regeling getroffen voor de omschakeling van melk- naar rundvleesproduktie. In ons land zal daarvan weinig gebruik worden gemaakt en het is nog twijfelachtig, of dit in andere landen veel anders zal zijn. Immers, mede tengevolge van het beleid van de E.E.G. zijn de in het voorjaar nog hoge slachtvee- prijzen in de tweede helft van het jaar gedaald tot een voor de mesters zeer onbevredigend niveau. Het vertrouwen van de producenten in het rundvleesbeleid is daardoor danig geschokt. Bovendien zijn in het verslagjaar de veevoederkosten zeer sterk, ja explosief gestegen, vooral als gevolg van de schaarste en daardoor veroorzaakte hoge wereldmarkt prijzen van eiwitrijke grondstoffen, vooral van soja en vismeel. Met het vooralsnog voortduren van een relatief hoog niveau van voerprijzen moet worden gerekend. De ontwikkeling van de voederkosten - met veranderingen in veevoederschema's - heeft haar invloed op de rentabiliteit van de melkveehouderij en de rundveemesterij, doch ook en nog meer op die van de varkens- en pluimveehouderij. Desondanks kan de varkenshouderij terugzien op een bevredigend jaar 1973, omdat de stijging van de opbrengstprijs de gestegen voerkosten ruimschoots voldoende compenseerde. Toch heeft dat geen sterke uitbreiding van de varkensstapel meegebracht; de toeneming bedroeg slechts 4%. Een en ander moet zeker voor een deel worden toegeschreven aan allerlei beperkingen, voortspruitend uit maatregelen op het vlak van milieubeheer en ruimtelijke ordening, en mogelijk ook uit de onzekerheid ten aanzien van beschikbaarheid en prijzen van veevoeder. Voor de leghennenhouders was 1973 eveneens relatief gunstig. Met name in de tweede helft van het verslagjaar zijn de eierprijzen gestegen, mede ten gevolge van sterk gegroeide export naar Engeland. Ook voor de slachtpluimveehouders was 1973 aanmerkelijk beter dan de twee voorafgaande jaren, hoewel aan het einde van het verslagjaar de slachtkuikenmarkt minder goed werd. Voor de akkerbouw was de prijsontwikkeling van de zogenaamd vrije produkten, zoals aardappelen, uien, peulvruchten en vlas over het geheel genomen goed tot redelijk. Dit was niet het geval ten aanzien van de granen van oogst 1973, hetgeen vooral door de revaluatie van de gulden en het beleid van de Europese Gemeenschappen werd veroorzaakt. De graanopbrengsten waren over het algemeen hoog. De kilogramopbrengsten van consumptie aardappelen, fabrieksaardappelen en suikerbieten waren vrij normaal. De bedrijfsresultaten in de groentensector vertoonden een meer gevarieerd beeld. De bloementeelt onder glas werd opnieuw flink uitgebreid, terwijl de markt verschijnselen van verzadiging vertoonde, zodat de prijsvorming duidelijk minder goed was dan in 1972. De bloembollen teelt gaf, mede als gevolg van allerlei monetaire perikelen, zeer matige resultaten te zien. Daarentegen kon de boomkwekerij opnieuw op een bevredigend jaar terugzien. In de champignonteelt, welke in een reeks van jaren sterk was uitgebreid, waren de bedrijfs- uitkomsten in vergelijking met die van vorig jaar aanmerkelijk ongunstiger. Terwijl de bewaring van hard fruit van oogst 1972 bevredigend verliep, viel de prijsvorming van de oogst 1973 aanmerkelijk tegen, althans voor appels. De perenoogst was bijzonder klein. Gedurende het verslagjaar is in ons land de rentesubsidie regeling binnen het kader van het landbouwbeleid van de Europese Gemeenschappen effectief geworden. Voor de verschillende sectoren zijn in de loop van het verslagjaar de toepassingsbesluiten in werking getreden. Voor de bomenteelt zal dit in februari 1974 geschieden. Eind 1973 waren circa 4.000 rentesubsidie-aanvragen goedgekeurd of in behandeling, waarbij het gemiddeld gesubsidieerde bedrag f 120.000,bedroeg. In de praktijk blijkt het merendeel van de rentesubsidie aanvragen aan de gestelde eisen en voorwaarden te voldoen. Met name voor de rundveehouderij en de glastuinbouw biedt de regeling goede mogelijkheden tot verbetering van de bedrijfsvoering. Na een afwachtende houding in 1972 zijn de hierbedoelde ondernemers overgegaan tot forse investeringen, waarbij de rundvee houderij voorop gaat. Zo namen de investeringen in gebouwen toe met 50% ten opzichte van 1972. Voor de rundveehouderij moet deze ontwikkeling worden gezien als een gevolg van het gelijktijdig optreden van een aantal factoren, te weten de rentesubsidieregeling, de bedrijfsresultaten en de technische ontwikkeling. Ook zijn tal van uitgestelde investeringen thans verwezenlijkt. Het Landbouw-Economisch Instituut bereidt een studie voor omtrent de toekomstige financieringsbehoeften van agrarische bedrijven. Daarnaast zal het L.E.I. een onderzoek instellen naar de samenhang tussen rentabiliteit, liquiditeit, investerings behoefte en financiering. De financiële positie van de agrarische bedrijven ontwikkelt zich in het algemeen betrekkelijk gunstig als gevolg van de verbeterde inkomenspositie in de laatste jaren. De vermogensbehoefte per bedrijf neemt echter snel toe wegens bedrijfsvergroting, modernisering en door de algemene prijsstijging van investeringsgoederen. Vooral voor beginnende agrariërs 15

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1973 | | pagina 9