Gang van zaken in de organisatie in die periode het absolute niveau van 1972 handhaven. De gunstige prijsontwikkelingen in de meeste agrarische sectoren vormden daarvan de belangrijkste oorzaak. Toch stelde de verminderde groei niet teleur. Gezien het voorspelde conjunctuurherstel en de daarmee samenhan gende afnemende spaarneiging waren de verwachtingen niet al te hoog gespannen. Dat de spaaraanwas desondanks nominaal op niveau bleef, was toe te schrijven aan de B.T.W.-verhoging per 1 januari 1973, de blijvend hoge werkeloosheid en de stijging van de nominale inkomens. Een negatieve invloed op de besparingen van particulieren ging uit van de aantrekkingskracht van alternatieve beleggingsmogelijkheden, met name belegging in obligaties en pandbrieven. Zowel in het eerste als in het tweede halfjaar heeft ook de sterke toeneming van het eigen woningbezit een rol gespeeld. Voor de aanschaf en inrichting van een eigen woning worden in het algemeen aanzienlijke voor dit doel gespaarde bedragen opgenomen. Het tweede halfjaar bracht een zeer sterke kentering in de ontwikkeling van de besparingen; de maandelijkse inlegoverschotten vielen sterk terug. Aan die ommekeer liggen twee duidelijk aanwijsbare oorzaken ten grondslag. In de eerste plaats was dat de plotselinge en zeer sterke stijging van de rente op de geldmarkt, mede als gevolg van buitenlandse factoren. De invoering van de indirecte kredietbeheersing verscherpte de strijd om de toevertrouwde middelen. Dit complex van factoren deed de tarieven voor bankdeposito's stijgen tot ongekende hoogte. Op die manier ontstonden omvangrijke verschuivingen van tegoeden op spaarrekeningen naar bankdeposito's. Dit verschijnsel hield aan gedurende de gehele tweede helft van 1973 en ook in de eerste maanden van 1974. Een tweede oorzaak voor de terugval van de besparingen in de laatste maanden van het verslagjaar is gelegen in de energiecrisis; om de gevolgen van de verwachte prijsstijgingen en schaarste van een aantal artikelen te verzwakken is het publiek op vrij grote schaal overgegaan tot het doen van anticipatie-inkopen. In een later stadium zou de energiecrisis echter de spaar- bereidheid weer kunnen vergroten; afzwakking van de conjunctuur en verdere stijging van de werkeloosheid zijn te vrezen. In het verleden is gebleken dat deze factoren een positieve uitwerking op de spaarneiging kunnen hebben. verslagjaar, verdeeld over de verschillende spaarvormen, bevestigt de in ons vorige jaarverslag uitgesproken mening dat hierbij ook factoren van structurele aard een belangrijke rol spelen. Incidentele factoren zijn daarnaast de hoogte van de renteverschillen en tijdelijke oorzaken van veranderingen in hetspaargedrag. In het eerste halfjaar werd de invloed van de renteverhoging voor termijnspaargelden per 1 januari gecompenseerd door de inflatie. Hoe hoger de inflatie, des te groter is vermoedelijk de liquiditeitsvoorkeur van de spaarders. De nieuwe verhoging van de rente voor termijnspaargelden in het tweede halfjaar werd gevolgd door een renteverhoging voor direct opvraagbaar spaargeld. De verschuiving naar bankdeposito's ging zowel ten laste van de direct opvraagbare rekeningen als van de termijnspaar rekeningen. Per saldo ondering de verhouding tussen direct opvraagbare spaargelden en termijnspaargelden dan ook slechts een geringe wijziging. In de loop van 1973 hebben de Rabobanken het spaarplan voor junior-cliënten 'Grijp 5' geïntroduceerd. Dit plan is gericht op spaarders in de leeftijdsgroep tussen school- sparen en Zilvervloot. Het totaal van de inlegoverschotten op spaarrekeningen bij onze organisatie beliep in het verslagjaar per saldo f 1.075 miljoen, te vergelijken met f 1.681 miljoen in 1972 en f 1.636 miljoen in 1971. Aan het einde van het verslagjaar werd daaraan nog f 899 (770) miljoen bijgeschreven rente toegevoegd, waardoor de totale spaaraanwas in 1973 f 1.974 (2.451miljoen of 10 (15) procent bedroeg. Eind 1973 kwam het tegoed daarmee op f 21.312 (19.338) miljoen. Daarvan stond f 11.872 (10.705) of 56 (54) procent uit op direct opvraagbare rekeningen, inclusief de gepremieerde spaarvormen. Het aantal spaarrekeningen blijft een gestage groei vertonen en kwam aan het einde van het jaar op 6.510.000 (6.214.000) rekeningen. Het gemiddeld tegoed per rekening bedroeg op die datum f 3.274 (3.112). Overige middelen Reeds eerder hebben wij gewezen op de uitzonderlijk hoge rente voor bankdeposito's in het tweede halfjaar, als gevolg waarvan gelden van spaarrekeningen en van zakelijke rekeningen-courant werden overgebracht naar bankdeposito's. In onze gecombineerde balans en in de kerngegevens zijn deze deposito's opgenomen onder middelen op termijn, te zamen met de pandbrieven en spaarbrieven van de beide hypotheekbanken, de obligatielening van de Centrale Bank en de medio 1972 geïntroduceerde termijnplan- brieven aan toonder. Voor deze termijnplanbrieven bestond in het verslagjaar grote belangstelling. De middelen op termijn stegen dan ook met niet minder dan f 495 (47) miljoen of 61 (6) procent. Het totaalbedrag aan middelen op termijn kwam hiermee op f 1.334 (839) miljoen. In hoeverre dat ook in de huidige situatie het geval zal zijn, is momenteel nog niet te voorzien. Naarmate een periode met hoge inflatiegraad langer duurt, zullen ook de verwachtingen op dat punt steeds pessimis tischer worden. Structureel gezien kan dit tot gevolg hebben dat de bereidheid tot sparen afneemt. Het macro-econo mische belang van de besparingen zou in dat geval stimulering van overheidswege van de particuliere besparingen wenselijk maken. Mogelijkheden daartoe zijn onder andere het spaarloon en invoering van belasting faciliteiten voor rente-inkomsten uit spaartegoeden. Het mes snijdt dan van twee kanten, omdat ook de inflatie er door zou worden bestreden. Uit tabel 5 en 6 kan men zien dat onze banken verhoudings gewijs een redelijke positie hebben kunnen behouden bij de algemene teruggang van de besparingen. Na een geringe daling in de beide voorgaande jaren is ons marktaandeel in het verslagjaar toegenomen tot 42,1 (41,5) procent. Daarmee werd de ontwikkeling van de voorgaande jaren geredresseerd. De ontwikkeling van de spaaraanwas in het De groei van het aantal privé-rekeningen vertoont een gestage daling als gevolg van het feit dat het merendeel van de salarissen reeds giraal wordt betaald. In het verslagjaar steeg het aantal rekeningen met circa 196.000 (226.000) tot 1.765.000 (1.569.000). De saldi op deze rekeningen vertoonde met f 387 (336) miljoen een normale groei. Dat deze toeneming groter is dan die in 1972 moet behalve aan de inflatie, worden toegeschreven aan het feit 24 Gang van zaken in de organisatie dat de renteverlaging op privé-rekeningen in 1972 enige negatieve invloed uitoefende. Het gemiddelde tegoed per privé-rekening bedroeg aan het einde van het verslagjaar circa f 1.200 (1.100). De tegoeden in rekening-courant van bedrijven en instel lingen gaven in het eerste halfjaar nog een sterke stijging te zien ten opzichte van dezelfde periode in 1972. Het tweede halfjaar bracht daarin een volledige ommekeer. De bij de kredieten in rekening-courant reeds genoemde factoren hebben ook op de tegoeden op deze rekeningen negatieve uitwerking gehad. Daar kwam nog bij dat als gevolg van de renteverhoudingen ook uit deze tegoeden gelden werden overgebracht naar bankdeposito's. De tegoeden in rekening courant stegen dan ook met slechts f 15 (360) miljoen. Totaal toevertrouwde middelen Uiteindelijk resulteerde de beschreven ontwikkeling van de toevertrouwde middelen in een toeneming metf 2.871 (3.195) miljoen of 1 2 (1 5) procent. Hettotale bestand aan toevertrouwde middelen kwam daardoor aan het einde van het jaar opf 27.117 (24.246) miljoen. De verdeling van dit bestand over de onderdelen van de organisatie luidt als volgt: aangesloten banken f 26.163 (23.672) miljoen, Centrale Bankf 827 (418) miljoenen hypotheekbanken f 127 (156) miljoen. Internationale activiteiten Medio 1973 hebben de bestuursorganen van de Centrale Bank besloten, te zamen met een aantal in karakter en bedrijfsvoering verwante organisaties en een Engels bankiershuis in het financiële centrum Londen gezamenlijk een zogenaamde 'merchant bank' op te richten: London and Continental Bankers Ltd. Naast de Centrale Bank zijn als participanten toegetreden: S.G. Warburg Co. Ltd. te Londen, de Deutsche Genossenschaftskasse te Frankfurt, de Andelsbanken A.m.b.A.te Kopenhagen, de Banque Fédérative du Crédit Mutuel te Straatsburg, de Centrale Raiffeisenkas van de Belgische Boerenbond te Leuven, de Genossen- schaftlicheZentralbankte Wenen, Osuuspankkien Keskuspankki Oy te Helsinki, de Caisse Nationale du Crédit Agricole te Parijs en Jordbruckets Bank te Stockholm. De nieuwe bank is bedoeld om ten behoeve van de parti cipanten en hun cliënten activiteiten te ontplooien op het terrein van de internationale financiering en de geld- en deviezenhandel. Daarbij staat tevens voor ogen dat London and Continental Bankers Ltd. zal worden betrokken bij internationale emissies en syndicaten. De deelneming betekent derhalve een versterking van het internationale bedrijf van de Centrale Bank, hetgeen van groot belang moet worden geacht voor de internationaal georiënteerde cliënten van de Centrale Bank en de aangesloten banken. Ook op het punt van het liquiditeitenbeheer van onze organisatie biedt deze participatie aantrekkelijke mogelijkheden. Te zamen met de Bank of America heeft de Centrale Bank in het verslagjaar meegewerkt aan de reorganisatie van Vervuurts Bank n.v. te Paramaribo. Met de Surinaamse regering en de Bank of America is de Centrale Bank deelgenoot geworden in deze bankinstelling, waarvan de naam is gewijzigd in Handels-, Krediet- en Industriebank (Hakrin-bank) n.v. De Centrale Bank nam reeds eerder deel in het aandelenkapitaal van de Landbouwbank n.v. te Suriname. Het streven is er op gericht de samenwerking tussen deze beide in Suriname gevestigde bankinstellingen te verstevigen. In het begin van 1974 heeft de Centrale Bankte zamen met de Bank of America N.T. S.A. besloten tot het oprichten van een gezamenlijke dochterinstelling te Amsterdam onder de naam Rabomerica International Bank n.v. In het bijzonder de voortgeschreden internationalisering van de agrarische handelsstromen en investerings activiteiten hebben onze organisatie voor de noodzaak geplaatst haar internationale dienstenpakket verder te versterken en uit te breiden. Tevens hopen wij met deze samenwerking ons eigen buitenlands bedrijf sneller te kunnen uitbouwen en verstevigen. Dienstverlening Ook in het afgelopen jaar is het gebruik van betaalcheques weer sterk toegenomen. Het aantal door onze organisatie uitgegeven betaalpassen beliep aan het einde van het verslagjaar ongeveer 831.000 (730.000); daarvan stonden er 301.000 (262.000) op naam van gemachtigden. In het verslagjaar werden aan onze cliënten circa 27 (24) miljoen betaalcheques verstrekt. In de loop van 1973 is het proces van overschakeling op gecentraliseerde en geautomatiseerde verwerking via de Bankgirocentrale verder voortgezet. De verzekeringsbemiddeling door de Rabobanken blijft zich sterk uitbreiden. Vrijwel alle aangesloten banken zijn thans ingeschreven als verzekeringsagent. Ultimo 1973 waren 635 (589) speciale assurantie-adviseurs in dienst van de Rabobanken. Weliswaar werden minder bestaande portefeuilles overgenomen en ondergingen daardoor de assurantie-activiteiten een iets minder snelle uitbreiding dan in vorige jaren, maar toch bracht het verslagjaar wederom een sterke produktiegroei. Het aantal door Rabobanken verkochte reizen lag ruim schoots boven het niveau van de beide voorafgaande jaren. In het afgelopen seizoen verkochten zij 57.000 reizen, te vergelijken met 52.000 in 1972 en 50.000 in 1971 Tegen de achtergrond van de toenemende concurrentie, met name wat het aantal verkooppunten betreft, kan deze groei bevredigend worden genoemd. In september heeft de Centrale Bank een belang verworven in 'Vrij Uit' b.v., een nieuw opgericht bedrijf dat zich bezig houdt met het organiseren van vakantiereizen voor automobilisten met daaraan aangepaste verblijfsaccommodaties. De overige deelnemers in deze nieuwe onderneming zijn: de A.N.W.B., Nationale Nederlanden b.v., Shell Nederland b.v. en Internationaal Toer Centrum b.v. In het kader van de herstructurering van de organisaties op het gebied van de effectenhandel en het beurswezen is de Centrale Bank-tot dan toe lid van de Bond voor den Geld en Effectenhandel in de Provincie - mede ten behoeve van de aangesloten banken lid geworden van de Vereniging voor de Effectenhandel. De nieuwe statuten van deze vereniging maken het mogelijk, dat thans alle Rabobanken ter zake van de provisieverdeling op dezelfde wijze worden behandeld. Bij de bemiddeling in effectenzaken ten behoeve van onze cliënten hebben onze dochterinstellingen Schretlen Co. n.v. en n.v. Transandine Handelmaatschappij te Amsterdam in het verslagjaar wederom goede diensten bewezen. 25

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1973 | | pagina 14