Gang van zaken in de organisatie van invloed geweest. Eveneens de niet ongunstige prijsontwikkelingen en de voortgaande omschakeling van stookolie op aardgas hebben de vraag naar nieuwe leningen doen toenemen, in het bijzonder bij de verwarmde groente- en bloementeeltbedrijven. Voor de fruitteelt is inmiddels in februari 1974 een rentesubsidieregeling in werking getreden. Bloembollenkwekers namen in 1973 voor een aanzienlijk groter bedrag leningen op dan in 1972. In totaal overtroffen de nieuwe leningen aan tuinders met f 394 (315) miljoen aanzienlijk het niveau van 1972. De vraag naar leningen van de zijde van de land- en tuinbouwcoöperaties bleef duidelijk achter bij die van de overige agrarische bedrijven. De financieringsschema's van deze bedrijven vertonen een sterk wisselend beeld. Na een vrij sterke stijging van de vraag naar leningen in de afgelopen jaren, nam in het verslagjaar vooral het door deze bedrijven opgenomen rekening-courantkrediet sterk toe. Het bedrag aan vaste leningen aan land- en tuinbouwcoöperaties, verstrekt door de Centrale Bank en de aangesloten banken te zamen beliep f 333 miljoen, te vergelijken met f 297 miljoen in 1972. In totaal nam de agrarische sector in het verslagjaar bij onze organisatie nieuwe vaste leningen op tot een bedrag van f 1.840 (1.346) miljoen. Het aandeel van de agrarische sector in de totale verstrekkingen bleef op 29 (28) procent nagenoeg gelijk. Het aandeel van de individuele land- en tuinbouwbedrijven vertoonde een stijging tot 24 (22) procent. Van deze leningen werd een gedeelte gegarandeerd door het Borgstellingsfonds voor de Landbouw. In tabel 9 wordt een overzicht gegeven van de activiteiten van dit fonds in 1973. In het verslagjaar verklaarde het fonds zich garant voor nieuwe leningen tot een bedrag van f 146 (99) miljoen ten behoeve van cliënten van onze organisatie. Niet-agrarisch midden- en kleinbedrijf Het voortgaande herstel - zij het aarzelend - van de conjunctuur heeft ook de investeringsanimo van niet- agrarische bedrijven verhoogd. Deze tendens heeft bovendien nog positieve invloeden ondervonden van het feit dat de omzetbelasting op investeringsgoederen in tegenstelling tot in vroegere jaren geheel verrekenbaar is geworden. In totaal verstrekte onze organisatie in het verslagjaar aan niet-agrarische bedrijven vaste leningen tot een bedrag van f 1.126 (888) miljoen. Deze werden grotendeels opgenomen door kleine en middelgrote bedrijven. Ten opzichte van 1972 betekent dat een stijging met 27 procent. Ons marktaandeel in deze sector is als gevolg daarvan verder gestegen. De onhoudbaarheid van het in 1972 genomen besluit tot handhaving van de exclusieve positie van de Nederlandsche Middenstandsbank bij het verstrekken van middenstandskredieten met overheidsgarantie is daarmee eens te meer aangetoond. In totaliteit werd bij onze organisatie in het verslagjaar door bedrijven voor f 2.966 (2.234) miljoen aan nieuwe leningen opgenomen. Dat is 46 (46) procent van alle nieuwe verstrekkingen. Woningfinanciering Evenals in de tweede helft van 1972 bewoog de vraag naar vaste leningen van particulieren zich in het verslagjaar op een zeer hoog niveau. De verwachte volume-daling in de woningbouw ten opzichte van 1972 is, althans in de private sector, niet ingetreden. Integendeel, het aantal afgegeven vergunningen, met name voor ongesubsidieerde woningen, vertoonde nog een forse stijging. Ook de aanhoudend relatief geringe activiteit in de utiliteitsbouw, de voor de bouw gunstige produktie-omstandigheden, de stijging van de huurprijzen voor nieuwbouw en de jaarlijkse aanpassing van de subsidie voor premiewoningen hebben stimulerend gewerkt op de vraag naar leningen. De sterke prijsstijgingen hebben per saldo een positieve invloed op de verstrekkingen. Weliswaar wordt het aantal aanvragen daardoor vermoedelijk afgeremd, maar daartegenover staat een stijging van het gemiddelde bedrag per lening, in 1973 met circa 10 procent. In het eerste halfjaar heeft ook de relatief lage rente de vraag gestimuleerd. De invloed van de sterke rentestijging in het tweede halfjaar werd gecompenseerd door andere factoren, zoals de herinvoering van de renteloze lening in het kader van de in november 1971 opgeschorte werking van de Wet Bezitsvormingsfonds, en de in november 1973 ingevoerde wijziging van het 'Besluit Geldelijke Steun Volkshuisvesting'. Daarbij is de gemeentegarantie voor woningbouwfinancieringen verhoogd tot 95 (90) en in enkele gevallen zelfs tot 100 procent van de stichtings- kosten. Aan particulieren verstrekte onze organisatie in het verslagjaar vaste leningen tot een bedrag van f 3.474 (2.649) miljoen of 54 (54) procent. Verreweg het grootste deel daarvan, namelijk f 2.619 (2.026) miljoen, was bestemd voor definanciering van een eigen woning. De verstrekking van persoonlijke leningen lag in het verslagjaar circa 37 procent boven het niveau van 1972. In de beide laatste maanden was de invloed van de dalende autoverkopen merkbaar; het aantal verstrekte persoonlijke leningen nam toen vrij sterk af. Aflossingen Bij de aflossingen op uitstaande leningen werd de tendens van de laatste jaren voortgezet; zij namen sterk toe, ook relatief. Uitgedrukt in procenten van de beginstand beliepen ze in 1973 24,6 (21,4) procent. De gestage stijging van dit percentage houdt verband met de groei van de persoonlijke leningen met hun grote omloopsnelheid en met de toenemende mobiliteit van de Nederlandse bevolking. In het verslagjaar werd f 3.601 (2.661aan aflossingen ontvangen, waardoor het uitstaande bedrag aan vaste leningen per saldo toenam met f 2.839 (2.222) miljoen. Kredieten in rekening-courant Na een daling in 1972 vertoonde het uitstaande rekening- courantkrediet bij de Centrale Bank in het afgelopen jaar een sterke groei. Hoge voorraadfinanciering van de grote agrarische coöperaties, vooral in de zuivel- en veevoeder sector, en een sterk gestegen prijsniveau vormden daarvan de oorzaken. Bij de aangesloten banken was het uitstaande krediet in rekening-courant in de eerste helft van het verslagjaar betrekkelijk laag. Het op grond van het herstel van de investeringsactiviteiten verwachte beroep op bedrijfs kapitaal werd gecompenseerd door de gunstige prijsont wikkelingen in de meeste agrarische sectoren. Ook de valutacrises kunnen in het eerste halfjaar de ontwikkelingen 22 Gang van zaken in de organisatie enigermate hebben beïnvloed. In het tweede halfjaar steeg het uitstaande bedrag zeer sterk. Hoge belastingbetalingen over relatief gunstige jaren in de agrarische sector en versnelde belasting-inning speelden daarbij een rol. Andere belangrijke oorzaken waren de uitgestelde behoefte aan bedrijfskapitaal voor de in de zomermaanden gedane investeringen, hoge voorraadfinancieringen van plaatselijke landbouwcoöperaties en een dalende tendens in de prijsontwikkeling voorenkele belangrijke agrarische sectoren. Enigermate hebben ook de renteverhoudingen de ontwikkeling in het tweede halfjaar beïnvloed. Per saldo steeg het opgenomen rekening-courantkrediet bij onze organisatie als geheel in 1973 met niet minder dan f 666 miljoen, te vergelijken met een daling van f 156 miljoen in 1972. Het uitstaande bedrag kwam daarmee per het einde van het jaar op f2.835 (2.169) miljoen. Totale financieringsactiviteit De geschetste ontwikkeling in het verslagjaar leidde per saldo tot een toeneming van de totale kredietverlening aan de private sector met f 3.505 (2.066) miljoen, of met 21 (14) procent totf 20.316 (16.811) miljoen. De verdeling van dit kredietbestand naar onderdelen van de organisatie is als volgt: aangesloten banken f 17.147 (14.294) miljoen, Centrale Bankf 2.210 (1.865) miljoen en de beide hypotheekbanken te zamen f959 (652) miljoen. De krachtige stijging van de kredietverlening kon mede tot stand komen dank zij de zeer ruime liquiditeitspositie waarin onze banken zich gedurende het eerste gedeelte van het verslagjaar bevonden. In het tweede halfjaar kwam daarin verandering als gevolg van de sterke terugval in de middelengroei. In juli is bovendien het nieuwe systeem van indirecte kredietbeheersing door De Nederlandsche Bank in werking gesteld. In verband met deze ontwikkelingen hebben wij in het vierde kwartaal maatregelen genomen ter beperking van de kredietverlening. Overigens is als gevolg van de economische situatie, zeker relatief, een daling van de vraag naar leningen teverwachten. De onzekereeconomische ontwikkeling mede als gevolg van de energiecrisis, de relatief hoge rente en de verwachte daling in het woning bouwprogramma ten opzichte van de beide afgelopen jaren zullen een negatieve invloed hebben op de vraag naar woning bouwleningen. Deze dalende tendens zal vermoe delijk niet geheel worden gecompenseerd door prijsstijgingen en door overheidsmaatregelen op dit gebied. Ook voor het niet-agrarische midden- en kleinbedrijf verwachten wij enige terughoudendheid met investerings plannen. In de agrarische sector zal, mede onder invloed van de rentesubsidieregelingen, van zulke terughoudendheid vermoedelijk minder blijken. Overige uitzettingen De portefeuille schatkistpapier vertoonde, evenals in 1972, een inkrimping; de daling bedroeg f 276 (284) miljoen. In verband met de ruime positie van 's Rijks Schatkist werd ook in 1973 slechts op beperkte schaal nieuw papier aangeboden. Reeds eerder hebben wij er op gewezen, dat dit tegen de achtergrond van het liquiditeitsbeheer voor het bankwezen als een ongunstige ontwikkeling moet worden beschouwd. In het kader van het nieuwe systeem van indirecte kredietbeheersing is een zogenaamde liquiditeits reserve ingesteld, waarvan schatkistpapier verreweg de belangrijkste component vormt. De wenselijkheid dat tegen aanvaardbare prijzen de mogelijkheid wordt geboden om voldoende papier af te nemen is daarmee nog vergroot. De beleggingen op korte termijn, die ten dele eveneens in de genoemde liquiditeitsreserve worden meegerekend, namen toe met f 1 60 miljoen, te vergelijken met een daling van f 2 miljoen in 1972. De effectenportefeuille vertoonde met f 26 (229) miljoen slechts een geringe uitbreiding. De beleggingen op lange termijn, merendeels leningen aan of onder garantie van Nederlandse overheidslichamen of semi-overheidslichamen, stegen in het verslagjaar met f 135 (1.123) miljoen. Toevertrouwde middelen Spaargelden Ten opzichte van de beide voorgaande jaren onderging de spaaraanwas bij de gezamenlijke spaarinstellingen in het eerste halfjaar weliswaar een terugval, zowel relatief als absoluut, maar deze terugval was toen beperkt. Binnen de groep spaarinstellingen konden de Rabobanken Grafiek 4 75 jaar Rabobankorganisatie. Aandeel Rabobanken in de spaarmarkt 30% 38% 42% 0 0 0 0 na 10 jaar na 25 jaar na 50 jaar na 75 jaar aandeel van Rabobankorganisatie in het inleggerstegoed 23

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1973 | | pagina 13