Economische ontwikkeling De consumptieve bestedingen - in volume - aan voedings- en genotmiddelen stegen in het verslagjaar iets minder dan 1%; het verbruik van duurzame consumptiegoederen bleef gelijk en dat van overige goederen en diensten steeg iets minder dan 3%. Een door het Economisch Instituut voor de Middenstand uitgevoerd onderzoek bij detailhandelsbedrijven wees uit, dat ongeveer 60% in 1973 geen reële omzetgroei behaalde. Men mag derhalve verwachten dat meer dan 60% van de bedrijven het econmisch resultaat, uitgedrukt in de omzet, zag dalen. Aandacht trok in het verslagjaar de vestiging van grote detailhandelsbedrijven buiten of aan de rand van de steden. Deze 'vestigingen op de groene wei' zijn voor Nederland nog tamelijk nieuw. In de ons omringende landen met vaak een afwijkend patroon van distributieve voorzieningen en een andere demografische structuur, is deze ontwikkeling aanmerkelijk verder voortgeschreden. De regering is van oordeel, dat in de periferie van de steden detailhandelsvestigingen slechts toelaatbaar zijn voor zover zij een aanvullende functie vervullen naast de voorzieningen in de binnensteden. Detailhandelsvestigingen in het buitengebied moeten naar het oordeel van de regering in het algemeen worden geweerd. Een uitzondering kan worden gemaakt, wanneer zij passen in een aanvaarde uitbreiding van de woonbebouwing. De ontwikkeling van de vraag naar investeringsgoederen is van direct belang voor het midden- en kleinbedrijf in de bouwnijverheid en in de metaalnijverheid, waar ongeveer 80% van de totale omzet van de ambachten wordt behaald. De investeringen namen in 1973 naar waarde toe met ongeveer 9%. Ook voor het ambachtsbedrijf is de toeneming van de consumptieve bestedingen van betekenis. De produktie van consumptiegoederen door ambachtelijke bedrijven heeft vooral betrekking op duurzame consumptiegoederen. Uit eerdere onderzoekingen is gebleken, dat ongeveer 20% van de totale particuliere consumptie van directe betekenis is voor de ambachten. Aan de hand van de beschikbare cijfers over de consumptieve bestedingen kan het jaar 1973 voor deze sector niet als erg rooskleurig worden bestempeld. De omzet in het ambacht in het midden- en kleinbedrijf bereikte het niveau van f 36,5 miljard. In de sector vervoer behaalde het internationale goederenvervoer over de weg gedurende de eerste 5 maanden van het verslagjaar ten opzichte van dezelfde periode in 1972 een volumestijging van 18,4%. Het aantrekken van het investeringsvolume, alsmede de groei van de industriële produktie in 1973, heeft voor het vervoer over de weg een verbetering van de rentabiliteit opgeleverd. Het laat zich aanzien dat de binnenlandse vaart over 1973 ongeveer dezelfde hoeveelheid heeft vervoerd als in 1972, terwijl in de Rijnvaart de bevrachtingen het niveau van 1972 aanmerkelijk overtroffen. Het midden- en kleinbedrijf in de horeca geeft naar schatting werk aan ongeveer 85.000 mensen en is als zodanig even belangrijk als het vervoer. De omzetgroei bestond ook dit jaar weer hoofdzakelijk uit prijsstijgingen. De kleine café-restaurants en ook de kleine cafés konden tot aan de laatste maanden van 1973 nog enige volumestijging realiseren. De horecasector als geheel leed ernstige schade door de autoloze zondag aan het eind van 1973. Bouwnijverheid De totale bouwproduktie (in lopende prijzen) nam in 1973 toe met 12%. De bouwnijverheid als geheel - exclusief weg- en waterbouw vertoonde nauwelijks een volume toeneming. In de woningbouw werd een reële produktiestijging van 2% behaald, waarbij een belangrijke volumestijging optrad in de sector herstel en verbouw als gevolg van de toegenomen renovatie. Tot voor kort werd aan de renovatie weinig of geen aandacht geschonken, omdat alle activiteit was gericht op een maximale produktie van nieuwe woningen om het woningtekort zo snel mogelijk op te heffen. Nu deze kwantitatieve woningnood dichter bij een oplossing is gekomen, treedt de kwalitatieve woningnood nadrukkelijk naar voren. Daarbij is de renovatieproble- matiek een belangrijk aspect. De personeelsbezetting in de bouwnijverheid (aantal arbeiders op werken met een bouwsom van f 20.000 en meer) bleef in het afgelopen jaar op ongeveer hetzelfde niveau als in 1972. In de woningbouw liep de arbeidsbezetting met 3% terug, terwijl in de sector bedrijfsgebouwen voor nijverheid, handel en verkeer een toename van circa 8% kon worden geconstateerd. Parallel aan de produktiestijging van de sector herstel en verbouw kon een sterke toeneming van de personeels bezetting in deze sector worden waargenomen. Woningbouw Het verslagjaar bracht wederom een recordaantal voltooide woningen (153.000). Het aantal in aanbouw genomen woningen geeft echter een beter inzicht in de gang van zaken bij de woningbouw. Woningbouw 1970 tot en met 1973 1970 1971 1972 1973 Voltooide woningen 117 000 137 000 1 52 000 155 000 Begonnen woningen 127 000 139 000 156 000 141 000 In aanbouw zijnde woningen (per ultimo) 154 000 1 54 000 1 57 000 142 000 De totale woningbouwproduktie lag in 1973 nog wel boven het niveau van 1972, maar uit het geringer aantal in 1973 in aanbouw genomen en (ultimo 1973) in aanbouw zijnde woningen kan een daling van de woningbouwproduktie in 1974 worden afgeleid. Deze daling zal zich naar verwachting in de daarop volgende jaren voortzetten. Volgens huidig plan zal het nieuwbouwprogramma van circa 140.000 woningen in 1974 teruglopen tot circa 125.000 in 1976. Deze daling zal dan worden gecompenseerd door een sterke uitbreiding van de vernieuwbouw (de verbetering). Verwacht wordt, dat de vernieuwbouw in de jaren 1974, 1975 en 1976 18 Economische ontwikkeling respectievelijk circa 27.000, 37.000 en 45.000 woningen zal omvatten. Uitgaande van dit bouwprogramma zal de werkgelegenheid in de woningbouw enigszins afnemen tot een niveau van 81.000 84.000 in 1976, vergeleken met het huidige niveau van circa 90.000. Bij de in aanbouw genomen woningen blijkt een belangrijke verschuiving naar de ongesubsidieerde sector te hebben plaatsgevonden (in 1973: 26%, in 1972: 20%). Zowel van de woningwetsector als van de gepremieerde sector liep het aandeel met 3% terug tot 32% respectievelijk 42%. In 1974 zal het belang van de woningwetsector verder in betekenis afnemen. Middelen voor circa 30.000 woningen zijn beschikbaar. In de gepremieerde sector zullen voor circa 61.000 woningen subsidiebeschikkingen worden afgegeven, waardoor deze sector zich stellig in betekenis zal kunnen handhaven. Volledig onzeker is de situatie in de ongesubsidieerde sector. Het aantal woningen dat hier gebouwd zal worden, is onder meer afhankelijk van de ontwikkeling van de financieringsmogelijkheden, de inflatieverwachtingen, alsmede van de stijging van de bouwkosten, die in het verslagjaar wederom op circa 12% kan worden geraamd. De verhoging van de BTW van 14 naar 16% is daarop mede van invloed geweest. Het eigen woningbezit Dat het eigen woningbezit ook in het verslagjaar is toegenomen blijkt uit de toename van de nieuw ingeschreven hypotheken. Vergeleken met dezelfde periode van 1972, werd in de eerste 11 maanden van 1973 37% meer aan nieuwe hypotheken ingeschreven (januari t/m november 1973 f 7.860 miljoen, januari t/m november 1972 f 5.740 miljoen). Ervan uitgaande dat de prijsstijging circa 12% bedroeg, kan men de toeneming van het eigen woningbezit in 1973 schatten op ruim eenderde boven de groei van 1972. Deze toeneming deed zich voor in de nieuwbouw vooral in de ongesubsidieerde sector - en in de categorie van bestaande woningen. Het eigen woningbezit ondervindt een sterke stimulans van de afgifte van gemeentegaranties en uit hoofde van de Wet Bezitsvormingsfonds, krachtens welke aan mensen met lagere inkomens een renteloze lening tot maximaal f 2.400 en een gemeentegarantie kunnen worden verstrekt. In 1973 werden circa 30.000 nieuwe woningen gefinancierd met garantie van gemeenten. Voorts werd aan circa 11.000 kopers van woningen een renteloze lening uit het Bezitvormingsfonds beschikbaar gesteld, hoewel een beroep op dit Fonds pas sinds 1 april 1973 weer mogelijk was, nadat het in november 1971 was gesloten wegens een overstelpend aantal aanvragen. 19

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1973 | | pagina 11