1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 200 1963 1 964 1 965 1 966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 niet of nauwelijks een rol gespeeld in de verstedelijkte en stedelijke gebieden. Bij de banken in die urbanisatiegebieden lag het spaarresultaat ongeveer op hetzelfde niveau als in 1971. Bij de spaaraanwas naar spaarvorm valt het op dat voor het eerst sinds jaren de groei op de direct opvraagbare rekeningen groter is dan die op de termijnspaarrekeningen. De groei van de termijn tegoeden vertoonde een duidelijke teruggang, een tendens die ook reeds in 1971 viel te bespeuren. Dit houdt onder meer verband met factoren van structurele aard. Na de sterke groei van de termijntegoeden in de afgelopen jaren kan worden verondersteld, dat een groot deel van de potentiële termijngelden in het spaar- bestand thans op termijnrekeningen uitstaat. De verdere groei van deze rekeningen steunt op een normale aanwas. Deze tendens wordt overigens geaccentueerd of afgezwakt door diverse factoren. Zo heeft in 1971 en ook in de eerste helft van 1972 de conjunctuur deze ontwikkeling versterkt. In 1972 kwam daar nog bij de renteverlaging per 1 januari en 1 juli voor termijnspaargelden. Het minder grote verschil in rente tussen de direct opvraagbare gelden en de termijngelden heeft bij een aantal spaarders tot gevolg gehad dat de liquiditeitsvoorkeur groter werd dan de rentevoorkeur. Een tegengestelde ontwikkeling met eenzelfde gevolg voor de Grafiek 4 Jaarlijkse spaaroverschotten naar opvraagbaarheid 1963-1972 (exclusief rente) termijnrekeningen overige (in miljoenen guldens) Overige middelen Totaal toevertrouwde middelen direct opeisbare spaargelden deed zich in het verslagjaar voor in verband met de renteverlaging op privérekeningen. De wijziging van de rentetarieven in het verslagjaar heeft ook geleid tot een versterkte belangstelling voor de hoogstrentende spaarrekeningen binnen de termijnspaarvormen. Uiteindelijk resulteerde de beschreven ontwikkeling in het verslag jaar in een inlegoverschot op spaarrekeningen van f 1 680 miljoen, te vergelijken met f 1 636 miljoen in 1971 en f 1 014 miljoen in 1970. Per balansdatum werd daaraan nog f 772 (655) miljoen bij geschreven rente toegevoegd, waardoor de totale spaaraanwas op f 2 452 (2 291miljoen kwam. Het tegoed per 31 december kwam daarmee op f 19 339 (16 887) miljoen. Hiervan stond f 10 705 (9 122) miljoen of 55 (54) procent uit op direct opvraagbare rekeningen (inclusief de gepremieerde spaarvormen). Het aantal spaarrekeningen blijft een gestage groei vertonen. Ultimo 1972 telde onze organisatie in totaal 6 1 50 000 (5 840 000) rekeningen met een gemiddeld tegoed van f 3 145 (2 892) per rekening. Behalve de tot nu toe besproken gelden hebben ook de overige toevertrouwde middelen op lange termijn het karakter van spaargeld. De belangrijkste categorieën daarvan zijn meerjarige termijn deposito's en de in april 1971 geïntroduceerde termijnplanbrieven, alsmede de uitgegeven pandbrieven en spaarbrieven van de beide hypotheekbanken. Ook de in 1971 uitgegeven obligatielening van f 50 miljoen is hieronder begrepen. De hier bedoelde middelen namen in het verslagjaar toe met f 23 (29) miljoen. In totaal stegen de aan onze organisatie toevertrouwde middelen met spaarkarakter in het verslagjaar met f 2 475 (2 320) miljoen tot f 20 1 54 (17 679) miljoen. Daarvan werd f 19 808 (17 315) miljoen aangehouden bij de gezamenlijke aangesloten banken. De overige toevertrouwde middelen, die in de gecombineerde balans zijn opgenomen onder crediteuren in rekening-courant, namen in het verslagjaar toe met f 697 (653) miljoen. De meerdere groei kwam geheel tot stand op rekeningen-courant van bedrijven. Als gevolg van het afnemend aantal bedrijven dat de salarissen nog niet giraal betaalt, is er sprake van een teruggang in het aantal nieuwe geopende privérekeningen. Niettemin steeg het aantal privérekeningen in het verslagjaar met226 000(294 000)tot1 569 000 (1 343 000). Mede als gevolg van het afnemende expansietempo nam het uitstaande totale tegoed op deze rekeningen minder sterk toe dan in 1971. Ook de renteverlaging per 1 april tot 1,5 procent speelde daarbij een rol. Het kwantitatief waarneembare effect daarvan was weliswaar kleiner dan bij de in juli 1970 door gevoerde renteverlaging, maar de toen ontstane tendens tot meer of eerdere overboekingen naar spaarrekeningen, werd er door versterkt. De saldi op privérekeningen namen uiteindelijk toe met f 338 (398) miljoen tot f 1 733 (1 395) miljoen. Het gemiddelde tegoed per rekening nam als gevolg van de beschreven ontwikkeling minder sterk toe dan in het voorgaande jaar: het steeg van f 1 040 per eind 1971 tot f 1 100 per eind 1972. De saldi op rekeningen-courant van bedrijven vertoonden in het verslagjaar een zeer sterke toeneming. Deze rekeningen vormen het spiegelbeeld van de kredieten in rekening-courant. De op die plaats reeds genoemde factoren hebben ook bij deze rekeningen de ontwikkeling in het verslagjaar bepaald. De tegoeden namen toe met niet minder dan f359 (255) miljoen totf2 333 (1 974) miljoen. In totaliteit genomen stegen de aan onze organisatie toevertrouwde middelen in het verslagjaar met f 3 172 (2 973) miljoen. In procenten van de beginstand uitgedrukt is dat een groei van 15 (16) procent. Van deze groei kwam f 3 186 (3 007) miljoen tot stand bij de aangesloten banken, f -29 (- 72) miljoen bij de Centrale Bank en f 15 (38) miljoen bij de beide hypotheekbanken. Het totale bestand aan toevertrouwde middelen kwam daardoor per het einde van het jaar op f 24 220 (21 048) miljoen. 25

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Rabobank | 1972 | | pagina 14