21
tot een bedrag van f 367 (312) miljoen. In de afgelopen jaren
heeft de vraag naar leningen bij coöperaties mede in verband met
tot stand gebrachte concentraties en daarmee samenhangende
nieuwe investeringen zich op betrekkelijk hoog niveau bewogen.
Het aandeel van de agrarische sector in de nieuwe verstrekte
leningen beliep in totaal f 1 368 (1 183) miljoen of 28 (31) procent.
Daaronder is f 76 (61) miljoen begrepen voor de financiering
van woningen. Een gedeelte van de leningen aan de agrarische
sector wordt gegarandeerd door het Borgstellingsfonds voor de
Landbouw. Per 1 januari 1972 trad de vierde garantieovereenkomst
met dit fonds in werking. Dit betekende een aanpassing van de
bestaande regeling aan de gewijzigde omstandigheden. Een over
zicht van de activiteiten van het fonds wordt gegeven in tabel. 9
In het verslagjaar verklaarde het fonds zich garant voor nieuwe
leningen tot een bedrag van f 99(92) miljoen ten behoeve van
cliënten van onze organisatie.
Tabel 2
Verstrekte leningen in 1972 naar bestemming
(bedragen in
Bedrijfs
Woningen
Schuld
Diversen
Totaal
Procentuele
miljoenen guldens)
doeleinden
aflossingen
verdeling
Landbouw
446
40
127
121
734
15
Tuinbouw
168
26
22
51
267
6
Agrarische rechtspersonen
348
10
5
4
367
7
Agrarische sector
962
76
154
176
1 368
28
Niet-agrarische bedrijven
401
238
138
83
860
18
Totaal bedrijven
1 363
314
292
259
2 228
46
Overige groepen
168
2 019
176
289
2 652
54
Totaal
1 531
2 333
468
548
4 880
100
Procentuele verdeling
31
48
10
11
100
Het niveau van de verstrekkingen van nieuwe leningen aan niet-
agrarische bedrijven steeg opnieuw ten opzichte van het vooraf
gaande jaar. Het betreft hier voor het overgrote deel leningen die
door de aangesloten banken worden verstrekt aan het midden- en
kleinbedrijf buiten de landbouw. In totaal stegen de verstrekkingen
aan deze sector in het verslagjaar tot niet minder dan f 860 (707)
miljoen. Dit ontwikkelingsproces moet onder meer worden
toegeschreven aan het groeiende aandeel van onze banken in de
financiering van deze sector, hetgeen mede te danken is aan de
verbetering en intensivering van onze dienstverlening in de
afgelopen jaren. Eerder in dit verslag hebben wij onze teleurstelling
uitgesproken over de inhoud van de adviesgeving van de
Commissie Financieringsaangelegenheden Midden- en Kleinbedrijf
op het punt van de overheidsgarantie voor middenstandskredieten
De sterke betrokkenheid van onze banken bij de middenstands
financiering maakt dat het standpunt van de genoemde commissie,
hetwelk gericht is op handhaving van de bijzondere positie in
dezen van de Nederlandsche Middenstandsbank, als onaanvaard
baar moet worden beschouwd.
In totaal namen bedrijven in het verslagjaar bij onze organisatie
nieuwe leningen op voor een bedrag van f 2 228 (1 890) miljoen;
dat is 46 (50) procent van de totale verstrekkingen. Van het
genoemde bedrag was f 1 363 (1 227) miljoen of 28 (33) procent
van het totaal bestemd voor bedrijfsfinancieringen. Daarnaast werd
nog f 168 (136) miljoen of 3 (3) procent van het totaal opgenomen
20
door particulieren die in het algemeen de landbouw als neven-
bedrijf uitoefenen. De daling van het aandeel van de bedrijfs
financieringen moet vooral worden toegeschreven aan de in het
licht van de conjuncturele omstandigheden aarzelende
investeringsanimo. Daarnaast lijkt het waarschijnlijk dat een
aantal agrarische ondernemers investeringsbeslissingen heeft
uitgesteld in afwachting van de rentesubsidieregeling voor deze
bedrijfstak.
De verstrekkingen van nieuwe leningen aan particulieren
vertoonden in het verslagjaar een zeer sterke toeneming met 41
(14) procent tot f 2 652 (1 875) miljoen. In procenten van de
totale verstrekkingen uitgedrukt is dat 54 (50) procent.
Het merendeel van deze leningen is verstrekt voor de financiering
van het eigen woningbezit. Bij de versnelling van het groeitempo
van deze financiering in 1972 hebben verschillende factoren een
rol gespeeld. Op de eerste plaats de versnelde afgifte van bouw
vergunningen. Ook de jaarlijkse aanpassing van de subsidieregeling
voor de premiebouw, de voor de bouw gunstige weersomstandig
heden, de relatief lage bezettingsgraad in de utiliteitsbouw en de
mede daardoor gestegen arbeidsproduktiviteit in de bouwsector
hebben de woningbouw positief beinvloed. Factoren van groot
belang waren verder de opschorting en later opheffing van de
kredietbeperkende maatregelen van De Nederlandsche Bank en
het feit dat onze banken, dank zij de hoge besparingen en de
relatief achterblijvende kredietvraag van bedrijven, in een ruime
liquiditeitspositie verkeerden. Ook de (her)invoering van de
mogelijkheid van annuïteitenleningen en de verlichting van de
aflossingsvoorwaarden voor nieuwe leningen hebben een rol
gespeeld. Het samengaan van al deze factoren heeft zowel de
vraag naar woningbouwleningen als de mogelijkheid om aan die
vraag te voldoen sterk bevorderd. Het totale bedrag dat door
onze organisatie in 1972 voor woningfinanciering werd verstrekt
steeg tot f 2 333 (1 639) miljoen of 48 (44) procent.
De verstrekkingen van persoonlijke leningen overtroffen aanzienlijk
het niveau van de voorgaande jaren. Dit was mede het gevolg
van de verhoging van het maximumbedrag tot f 10 000 en van de
verlenging van de maximum looptijd tot drie jaar. Ter verruiming
van de door de persoonlijke leningen geboden kredietmogelijk
heden werd in augustus een leningvorm voor woningverbetering
bij alle banken van onze organisatie ingevoerd. Eveneens in
augustus hebben wij een lening geïntroduceerd die bedoeld is ter
financiering van de verhoogde college- en inschrijfgelden aan de
universiteiten en hogescholen.
De aflossingen op uitstaande leningen vertoonden ook relatief een
toeneming. In het verslagjaar beliepen deze f 2 662 (2 165) miljoen;
dat is ruim 21,3 procent van de beginstand, te vergelijken met
19,8 procent in 1971. Het resultaat van de beschreven ontwikkeling
vormde een toeneming van het uitstaande bedrag aan vaste
leningen met f 2 218 (1 600) miljoen tot f 14 740 (12 522) miljoen.
Kredieten in rekening-courant Het uitstaande rekening-courantkrediet bewoog zich gedurende
het verslagjaar op een laag niveau. Het nam uiteindelijk af met
f 157 miljoen, te vergelijken met een toeneming van f 213 miljoen
in 1971.
Met name bij de Centrale Bank is het uitstaande bedrag in het
verslagjaar sterk teruggelopen. De belangrijkste oorzaak hiervan is
de daling van de behoefte aan debiteurenfinanciering bij de grote
agrarische coöperaties als gevolg van de automatisering van
administraties en als gevolg van niet onbevredigende prijs
ontwikkelingen in enkele belangrijke agrarische sectoren.
Bovendien gaf de prijsontwikkeling op de grondstoffenmarkt
aanleiding tot het aanhouden van relatief lage voorraden.
Bij de aangesloten banken was vooral in de eerste helft van het