Toevertrouwde middelen
Bedrijfsresultaten
Diversen
Raiffeisengarantiefonds verzekerde bedrag nam toe met
f 29 (f 24) miljoen tot f 154 miljoen.
Nieuwe kredietregelingen werden in het afgelopen jaar
ingevoerd op het terrein van de rundveemesterij en in de
leghennensector ter bevordering van de verticale integratie
in de landbouw.
Ook gaven de landbouwkredietbanken hun medewerking
aan de uitvoering van de overbruggingsfinancierings-
regeling voor fruittelers en aan de regeling voorfinanciering
van aankoop van zware stookolie voor tuinbouwbedrijven.
Laatstgenoemde regeling heeft tot doel de gevolgen van
de sterk gestegen prijs van zware stookolie voor de
tuinders te beperken en beoogt tegelijkertijd de overgang
op aardgasenergie te bevorderen. Tegemoetkoming van
overheidswege bij de financiering van zware stookolie is
om die reden afhankelijk gesteld van de schriftelijke
bereidheid van de tuinder het bedrijf op het aardgasnet
aan te sluiten.
Nu de subsidieregeling voor de particuliere woningbouw
is aangepast aan de sterk gestegen grond-, bouw- en
rentekosten, moet ook voor 1971 op een grote kredietvraag
uit deze sector worden gerekend. Aan de andere kant zal
de investeringsanimo van bedrijven, ook in de agrarische
sector, wellicht enigszins getemperd worden indien de
conjuctuur verzwakt.
Ook in 1971 zullen naar verwachting de landbouwkrediet-
banken bij hun kredietverlening worden beperkt door de
restrictiemaatregelen van De Nederlandsche Bank. In het
afgelopen jaar is dit ook reeds het geval geweest.
De aanwas van middelen was in het afgelopen jaar relatief
gezien praktisch gelijk aan die van 1969. De sterke groei
kwam tot stand ondanks een grote bestedingsdrang bij
particulieren als gevolg van inflatoire prijsstijgingen en de
inmiddels van kracht geworden fiscale wijzigingen met
betrekking tot woningonderhoud en de BTW.
Daarnaast wordt de vergelijking met 1969 beïnvloed door
het feit dat in het begin van dat jaar de BTW een positieve
invloed had op de groei van de toevertrouwde gelden op
spaarrekeningen en privérekeningen.
Het inlegoverschot op spaarrekeningen liep in vergelijking
met 1969 enigszins terug. Met name bij de Raiffeisen-
banken en Boerenleenbanken op het platteland bleven de
spaarresultaten ten achter bij die van 1969. Deze daling is
grotendeels terug te voeren tot de ontwikkeling bij de
banken in de zandgrondgebieden. Minder gunstige
bedrijfsinkomsten dan in 1969 bij de varkensmesterij-
bedrijven en in de pluimveesector, gepaard gaande met
belastingbetaling over voorafgaande gunstiger jaren,
kunnen onder andere als oorzaken worden aangemerkt.
De spaaraanwas kwam ook in het afgelopen jaar weer
nagenoeg geheel terecht op termijnspaarrekeningen.
Binnen deze rekeningen trekken de spaarvormen met de
hoogste rente de meeste belangstelling.
Het inlegoverschot op spaarrekeningen beliep in het
verslagjaar f 1 016 miljoen, te vergelijken met f 1 127 miljoen
in 1969. Het lagere inlegoverschot werd vrijwel ge
compenseerd door een hogere tegoedschrijving van rente
op de spaarsaldi, waardoor de totale spaaraanwas
uiteindelijk f 1 610 (f 1 627) miljoen bedroeg. Het inleggers
tegoed op spaarrekeningen bij de georganiseerde land
bouwkredietbanken kwam daarmee op f 14 596 (f 12 986)
miljoen. Dat is 41,7 (41,3) procent van het gezamenlijke
inleggerstegoed bij de traditionele spaarinstellingen en de
handelsbanken. Het aandeel van de termijnspaargelden in
het totale tegoed bij onze coöperatieve banken steeg van
41 procent einde 1969 tot 45 procent per einde 1970.
Het aantal spaarrekeningen steeg tot 5 460 000 (5 035 000),
zodat het tegoed per rekening gemiddeld ongeveer
f 2 675 (f2 580) beliep.
Naast de tegoeden op spaarrekeningen moeten de termijn
deposito's en andere middelen op lange termijn worden
genoemd, die eveneens het karakter van spaarmiddelen
hebben. Aangetrokken door de hoge rente vertoonden
deze gelden een zeer sterke toeneming, namelijk f 380
miljoen, te vergelijken met f 45 miljoen in 1969.
Onder de middelenbronnen van onze banken nemen de
privérekeningen een steeds groter wordende plaats in.
Daarnaast beïnvloeden zij in sterke mate de overige
activiteiten van onze banken. De groei van het aantal
privérekeninghouders was groter dan in 1969.
De renteverlaging op privérekeningen in juli bracht enige
overboekingen naar spaarrekeningen met zich mee,
waardoor de toeneming van de saldi in het verslagjaar
met f 319 miljoen iets beneden die van 1969 (f 338 miljoen)
bleef. Het totale tegoed op deze rekeningen kwam ultimo
1970 op f 997 (678) miljoen. Het aantal rekeningen beliep
per die datum 1 050 000 (698 000) en het gemiddelde
tegoed per rekening rond f 950 (f 970).
De overige creditsaldi in rekening-courant vertoonden in
het verslagjaar een toeneming van f 234 (f 183) miljoen tot
10
f 1 837 (f 1 603) miljoen.
In totaal genomen stegen de aan onze bankorganisaties
toevertrouwde middelen in het verslagjaar met f 2 543
(f 2 196) miljoen. Uitgedrukt in de beginstand van het jaar
is dat een groei van 16,3 procent, te vergelijken met
eveneens 16,3 procent in 1969. De totaalstand kwam
daarmee op f 18 188 (f 15 645) miljoen.
De beschreven ontwikkelingen resulteerden uiteindelijk in
een groei van het balanstotaal met 17,3 procent tot
f 20 235 (f 17 547) miljoen.
De bedrijfsresultaten over het verslagjaar waren be
vredigend. Door de hoge rentestand op de kapitaalmarkt
moest in 1970 een aanpassing van de debetrentetarieven
plaatsvinden; daartegenover stond een verdere stijging
van de rentelasten als gevolg van de voortgaande
verschuivingen binnen de spaartegoeden naar de hoog-
rentende spaarvormen. De marge tussen debet- en
creditrente kon per saldo in stand worden gehouden.
De provisiebaten waren hoger dan in het voorafgaande
jaar. Tegenover de gunstige ontwikkeling van de baten aan
interest en provisie stond een aanhoudende sterke
kostenstijging, mede door de uitbreiding van de personeels
bezetting, welke ultimo 1970 14 770 (12 355) personen
beliep. Niettemin was de stijging van de baten voldoende
om de sterke kostenstijging op te vangen.
Het totale bedrijfsoverschot over 1970 bedroeg na
voorziening voor belastingen f 111 miljoen, te vergelijken
met f 89 miljoen in 1969. Hieronder is begrepen f 17 (f 19)
miljoen voor extra afschrijvingen.
De open reserves van onze bankorganisaties belopen
ultimo 1970: f 774 (f 694) miljoen, zonder het onverdeeld
winstsaldo van f 61 (f 46) miljoen. Onder de open reserves
is een bedrag van f 216 (f 207) miljoen aan herwaarderings
reserve begrepen.
De toeneming van de bemiddelingsdiensten bij aan- en
verkoop van effecten heeft aanleiding gegeven tot over
neming door de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank
van het aandelenkapitaal van de Transandine Handel
maatschappij N.V., een te Amsterdam gevestigd effecten
makelaarskantoor. Ook de assurantiebemiddeling vertoonde
in het afgelopen jaar een sterke ontwikkeling.
De verkoop van standaardreizen via onze kantoren heeft
een grote vlucht genomen. In 1970 werden voor 22 500
passagiers boekingen verricht. De onverwacht grote vraag
heeft het noodzakelijk gemaakt het pakket van reis
mogelijkheden sterk uit te breiden. De Raiffeisenbanken en
Boerenleenbanken verlenen thans bemiddeling voor een
elftal touroperators.
De verrichte werkzaamheden in de computercentra van de
centrale banken namen ook in 1970 weer sterk in omvang
toe. Hiermede zette zich de ontwikkeling van voorafgaande
jaren onverminderd voort. De capaciteit van de computer
centra ondergaat een voortdurende uitbreiding.
De groei van onze organisaties en de daarmee gepaard
gaande behoefte aan algemene en gespecialiseerde kennis
vormen belangrijke stimulansen voor de verdere uitbouw
van de activiteiten op het gebied van opleiding en voor
lichting van onze personeelsleden.
Als gevolg van de concentratietendens verminderde het
aantal aangesloten banken met 15. Daartegenover werden
in het verslagjaar 121 nieuwe vestigingspunten geopend.
Het totale aantal vestigingen van de georganiseerde
coöperatieve banken steeg hierdoor tot 2 900.
11