Het georganiseerde Nederlandse landbouwkrediet in 1970
Inleiding
Sinds in Nederland in 1897 de eerste boerenleenbank en in
1898 de beide huidige centrale landbouwkredietinstellingen
werden opgericht, heeft het georganiseerde landbouw
krediet een grote groei beleefd.
In deze groei was het onvermijdelijk dat beide organisaties
bij het betreden van nieuwe gebieden en bij het ontplooien
van nieuwe activiteiten steeds meer regelmatig met elkaar
in aanraking kwamen.
De Raiffeisenorganisatie en de Boerenleenbankorganisatie
onderhielden dan ook steeds nauwere betrekkingen, onder
meer op het gebied van het ontwikkelen van kredietvormen
voor de landbouw, van de financiering van het coöperatieve
bedrijfsleven, van het vestigingsbeleid en op het gebied
van de reisbemiddeling.
Op 17 september 1970 maakten het Bestuur van de
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank en de Raad van
Beheer van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank
tenslotte hun besluit bekend te streven naar een zo vol
ledig mogelijk samengaan van beide centrale banken.
Hierbij was overwogen, dat door samenvoeging van
activiteiten betere mogelijkheden geschapen worden tot
het creëren van een bankbedrijf van een bij de economische
ontwikkeling aangepaste omvang. Met name is hierbij
gedacht aan het verbeteren van de service aan het publiek
en het voorkomen van onnodige investeringen.
Tevens speelde een rol de overweging, dat de voort
schrijdende concentratie in het coöperatieve bedrijfsleven
een toeneming van de omvang van de individuele kredieten
aan de desbetreffende kredietnemers tot gevolg heeft.
Deze concentratie maakt het wenselijk de basis van deze
kredietverlening te verbreden en de financiering daarvan
door een gezamenlijk orgaan te doen behartigen.
Op het besluit om te komen tot een zo volledig mogelijk
samengaan van de beide centrale banken is mede van
invloed geweest het feit, dat bij de behandeling van een
door de beide Algemene Vergaderingen in mei 1970 na
genoeg unaniem aanvaarde bindende regeling voor het
vestigen van nieuwe bankkantoren is gebleken, dat in de
gelederen van de beide organisaties de overtuiging leeft
dat een samengaan van beide organisaties in de toekomst
geboden lijkt.
De bestuurscolleges en de directies van de Coöperatieve
Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht en de Coöperatieve
Centrale Boerenleenbank te Eindhoven hebben tegen de
achtergrond van deze fusieplannen besloten een gemeen
schappelijk beeld van de ontwikkelingen in de beide
landbouwkredietorganisaties in 1970 te presenteren.
Dit overzicht valt uiteen in twee gedeelten, waarvan het
eerste betrekking heeft op de ontwikkeling van de zojuist
begonnen samenwerking tussen de beide centrale banken,
waarna vervolgens aandacht wordt besteed aan de gang
van zaken in 1970 bij de beide landbouwkredietorganisaties,
welke gang van zaken zoveel mogelijk uit gemeenschappe
lijk oogpunt wordt beschouwd. Dit overzicht wordt
besloten met de gecombineerde balansen en resultaten
rekeningen en de samengevoegde kerngegevens van de
beide organisaties.
3