160 Noordbrabantsche Christelijke Boerenbond, Limburgsche Landbouwbond, Aartsdiocesane R. K. Boeren- en Tuinders- bond, Zuid-Nederlandsche Zuivelbond, Noordbrabantsche Zuivelbond, Noordbrabantsche Tuinbouwbond, Coöperatieve Handelsvereeniging van den N.C. B., Vereeniging „Landbouwbelang", Handelsraad van den Aartsdiocesanen R. K. Boeren- en Tuindersbond. Als Commissarissen zullen optreden de heeren V. A. H, van den Heuvel, Mr. A. I. M.J. Baron van Wijnbergen, L. Baron van Voorst tot Voorst, J. J. C. Ament en J. F. Berkvens, de eerste als Voorzitter, de laatste als gedelegeerd lid en tevens als Secretaris. De kantoren der Nederlandsche Landbouw- bank worden gevestigd te Amsterdam, Keizers gracht no. 507, 509, 511. Binnen afzienbaren tijd zullen aangaande deze nieuwe instelling nadere mededeelingen worden gedaan. POSTCHEQUE EN GIRODIENST Bij wet van 29 Juli 1916 (Staatsblad no. 342) is de postcheque en girodienst ingesteld. Door dezen dienst wordt op postkantoren gele genheid gegeven tot storting van en beschikking over gelden in loopende rekening. Ieder kan op elk willekeurig postkantoor niet op een hulppostkantoor een loopende rekening openen, mits hij daarvoor de toestem ming der Directie van den postcheque en giro dienst heeft verkregen en tien gulden stort voor waarborgsom. Op deze loopende rekening postrekening genoemd kan hij zelf geld storten en ook door anderen laten stortenover het saldo der rekening of een gedeelte daarvan kan hij zelf beschikken en ook door anderen laten beschikken. Het eerste geschiedt door middel van een stor tingsbiljet, het tweede per cheque. Tusschen houders van verschillende postreke ningen kan daarneven de vereffening plaats hebben door overschrijving (giro), waarbij gebruik wordt gemaakt van een girobiljet. Over de saldo's der postrekeningen tot een maximum van 10.000 gulden wordt aan het einde van elk kalenderjaar, alsmede bij het afloopen dier rekeningen een rente van l'/2% per jaar vergoed, berekend over ronde sommen van ƒ100. of veelvouden daarvan, die een volle kalender maand hebben uitgestaan. Wat bij dezen dienst op de eerste plaats op te merken valt is, dat ieder ter plaatse, waar zich een post- of hulppostkantoor bevindt, zijn geld zaken kan afwerken en daardoor geldverzendingen met al de bezwarende omstandigheden, zooals zijn: opgave van coupures en nummers, lakken enz. enz. onnoodig zijn geworden. Heeft men geld over te maken aan iemand, op wiens naam een postrekening hier of elders berust, dan stort men op het dichtsbij zijnde post- of hulppostkantoor, na een stortingsbiljet met inkt ingevuld en geteekend te hebben, het gewenschte bedrag tegen ontvangst van een door den ambte naar geteekend stortingsbewijs. Natuurlijk heeft men er zorg voor te dragen, dat dit stortings bewijs en al dergelijke bewijsstukken goed bewaard worden. Met kennisgeving van de plaats gehad hebbende storting aan den belanghebbende belast zich de Post. Ter beschikking over het tegoed of een deel van het tegoed der eigen postrekening is slechts noodig, dat een voor het verlangde bedrag inge vulde en onderteekende cheque wordt aangeboden, welke uiterlijk den vierden dag na vertoon betaal baar is. Wilt gij een ander in de gelegenheid stellen, om een zeker deel van het tegoed uwer post rekening op te nemen, dan zendt gij hem bij aangeteekend schrijven een cheque (aan toonder), duidelijk ingevuld en onderteekend en vermeldend het kantoor, waar ze betaalbaar is gesteld, terwijl gij terstond of vooraf door middel van een for mulier van de afgifte der cheque kennis geeft aan het kantoor, waar uw postrekening berust. Zendt een rekeninghouder u een cheque ter beschikking over een zeker bedrag van het tegoed zijner rekening, dan biedt u deze ter betaling aan binnen tien dagen na hare dagteekening. Nog eenvoudiger is de wijze, waarop rekening houders van hun tegoed op een andere postreke ning kunnen doen overschrijven. Zij zenden in een modelomslag ten post kantore zeer goedkoop verkrijgbaar een inge vuld overschrijvingsbiljet (girobiljet) aan het post kantoor. In antwoord daarop ontvangen zij een door den ambtenaar gestempeld en onderteekend bewijs van afschrijving, terwijl de Post den rekening houder, op wiens rekening het bewuste bedrag is overgeschreven, een kennisgeving van bijschrij ving doet toekomen. Het feit, dat de postcheque en girodienst voor het onderling verkeer der rekeninghouders geld zending onnoodig maakt en deze vervangt door overschrijving, levert dit tweede voordeel op, dat het rentelooze, in contanten aanwezige, kasgeld tot de kleinst mogelijke hoeveelheid wordt terugge bracht. In de plaats van het nu overbodig geworden deel der contante kasgelden, treedt het saldo der postrekening, waarvoor zooals gezegd tot een maximum van 10.000 gulden een rente van l'/2% per jaar wordt vergoed. Daartegenover staat, dat, wanneer de omstan digheden dwingen tot het voorhanden houden van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Mededeelingen' (CCB) | 1918 | | pagina 2