149 c. Ten aanzien van de Dagboekposten onder IIe is de vraag gesteld, of bijvoorbeeld ook een post van 5 cent aan zegelkosten mag medetellen. Wij meenen, dat het ondoenlijk is, om tot in de allerkleinste bijzonderheden volledig te zijn, en dat aan het zelfstandig oordeel van de Besturen der Boerenleenbanken kan worden overgelaten, welke posten buiten rekening behooren te blijven. d. Het besluit der Algemeene vergadering be treffende het kassierssalaris, waarbij de hierboven aangegeven maatstaf is gevolgd, mag slechts terug werken tot 1 Januari 1918, met welken datum de nieuwe regeling kan geacht worden te zijn ingevoerd. Niet overal is het karakter van de door ons verspreide circulaire goed begrepen en daarom zal 't zijn nut hebben, hier enkele algemeene opmerkingen te plaatsen. Zooals bekend, is de vraag betreffende het kassierssalaris reeds langen tijd aan de orde. Meermalen en van vele zijden werd bij het Bestuur der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank er op aangedrongen, om een algemeene en liefst bindende regeling te ontwerpen. Hiertegen nu gold dit bezwaar, dat de vast stelling van het kassierssalaris behoort tot de interne aangelegenheden der plaatselijke Boeren leenbank, waarover de beslissing aan hare Alge meene vergadering is voorbehouden, zij 't dan, dat, om onoordeelkundige besluiten dienaangaande te voorkomen, voor de uitvoering der besluiten de toestemming van het Bestuur der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank was vereischt. Van een bindende regeling mocht dus geen sprake zijn en is dan ook geen sprake. De Algemeene Vergadering der plaatselijke Boerenleenbank blijft volstrekt vrij in hare beslis sing ten aanzien van het bedrag, dat zij als een behoorlijke vergoeding voor de kassierswerkzaam heden beschouwt en zij kan deze beslissing nemen zonder acht te slaan op den maatstaf, welken de circulaire van 1 Maart 1918 aangeeft. Evenzoo is het geheel aan de vrije beschikking van het Bestuur der plaatselijke Boerenleenbank overge laten, of het al dan niet aan hare Algemeene Vergadering een voorstel zal doen tot een dusdanige verhooging van het kassierssalaris, als naar de gegevens van deze circulaire mogelijk zou zijn. De vrijheid van beslissing wordt door haar niet in het minst verkort. Ongetwijfeld echter is de wenschelijkheid ge bleken, dat het Bestuur eener Boerenleenbank zich nu en dan bijvoorbeeld om de drie jaren de vraag stelle: „Is het salaris van onzen Kassier voldoende Daarnaast komt dan die andere vraag„Zal het Bestuur der Coöperatieve Centrale Boeren leenbank het desbetreffende besluitonzer Algemeene Vergadering goedkeuren? Welnu; voor de beantwoording dezer vragen kan men de meer genoemde circulaire raadplegen. Aan de hand harer gegevens is te berekenen, tot welk maximum het kassierssalaris kan worden opgevoerd, welk maximum in het algemeen genomen tevens de grens vormt, tot welke men op de goedkeuring van het Bestuur der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank rekenen kan. Hierbij houde men in het oog, dat het geenszins de bedoeling is, om dezen maatstaf automatisch te laten werken. En het Bestuur èn de Algemeene Vergadering der plaatselijke Boerenleenbank moeten bij het voorstel en bij het besluit rekenen met het Reservefonds, met de zittingsuren, met de bekwaam heid, toewijding en ijver des Kassiers en zij moeten er tevens voor zorg dragen, dat de winst niet al te zeer gedrukt wordt. Blijkt, -dat werking en omzet in een bepaald jaar door omstandigheden abnormaal zijn, dan kan het Bestuur ter berekening de gegevens van een der voorafgaande normale jaren nemen. Ook moet voor het desbetreffende besluit der Algemeene Vergadering, wanneer dit steunt op de gegevens der circulaire van 1 Maart 1918, niettemin krachtens artikel 46, 2 der Statuten, de goedkeuring van het Bestuur der Coöperatieve Centrale Boeren leenbank worden gevraagd, omdat bijzondere om standigheden, onafhankelijk van dezen maatstaf, reden kunnen geven, om aan de aangebrachte wijziging de goedkeuring te onthouden. Uit een en ander blijkt, dat bij de samenstelling der circulaire niet het opzet heeft voorgezeten, om de salarisregeling zóó nauw aan den voor gestelden maatstaf te binden, dat zij ieder jaar daarnaar moet worden herzien. Zeer zeker kan dan ook niet gelijk echter reeds geschiedde Artikel 16 van het Huishou delijk Reglement aldus worden gewijzigd, dat het zonder vermelding van een bedrag 't salaris voor elk jaar afhankelijk stelt van de wisselende gegevens. Niet alleen, dat een zoodanige bepaling zou in houden, dat eventueel het salaris moet worden verminderd, wat geen aanbeveling verdient, zij beteekent daarenboven een feitelijke miskenning van het recht, bij Artikel 46, 9o der Statuten aan de Algemeene Vergadering voorbehouden en is volstrekt strijdig met Artikel 28 der Statuten. De Circulaire van 1 Maart 1918 heeft geen ander doel, dan om desgewenscht tot leiddraad te strekken bij de beraadslagingen over de hoe grootheid van het kassierssalaris. Zij kan aantoonen, welk bedrag naar het oordeel van het Bestuur der Coöperatieve Centrale Boeren leenbank bij gebleken bekwaamheid, ijver en nauwkeurigheid en met inachtneming van den aard der omstandigheden als een billijke vergoeding voor de kassierswerkzaamheden mag gelden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Mededeelingen' (CCB) | 1918 | | pagina 3