148 regu's ongezegeld Worden zij ter zegeling terug gestuurd, dan houdt men ze vaak geheel achter. Dit is een ergerlijke manier van doen, daar wij reeds in de tweede circulaire betreffende de Zegelwet en in de „Mededeelingen" No. 34 er met nadruk op hebben gewezen, dat zulks voor ons neer komt op vermorsing van tijd en kosten aan terugzenden en aanmanen. Er is niet één kassier, die nu niet weten kan, dat FORMULIER G (ontvangstbewijs voor de van de Coöp. Centr. Boerenleenbank ontvangen gelden) moet GEZEGELD worden met een plakzegel van VIJF CENT. MEN LEZE DE „MEDEDEELINGEN"! HET BOEKJAAR, WAARVAN DE GEGEVENS VOOR HET CENTRAAL BUREAUVOOR DE STATISTIEK TE 's GRAVENHAGE MOETEN WORDEN VERZAMELD In de „Mededeelingen" No. 36 37 op bladzijde 142 hebben wij in verband met de gegevens voor de vragenlijst van het Centraal Bureau voor de Statistiek gezegd, dat in 1918 de opgaven moeten worden verstrekt over het boekjaar 1916, omdat zij eerst kunnen verstrekt worden over dat boek jaar, waarover zij bij alle Boerenleenbanken bij gelegenheid der inspectie zijn vastgesteld. Waar „1916" staat, leze men „1917". En wijders: „In 1919 over het boekjaar 1918, in 1920 over het boekjaar 1919 en zoo voorts in geregelde opklimming". De praktijk is toch, dat die Boerenleenbanken, wier Kassier de Rekening en Balans niet kan opmaken, reeds in den aanvang des jaars worden geïnspecteerd, zoodat zij bijtijds over de gegevens voor de invulling der bovengenoemde vragenlijst kunnen beschikken. De Kassiers, die zelfstandig de Rekening en Balans kunnen opmaken, behoeven voor die invulling de inspectie niet af te wachten, Wij vertrouwen, dat aan de hand van den weg wijzer in de „Mededeelingen" No. 36 37, ditjaar iedere Kassier na het opmaken van dé Rekening en Balans terstond de vragenlijst over het boekjaar 1917 zal invullen. Over 1916 bleef weer een TWEEHONDERD TAL Boerenleenbanken in gebreke. Bij eenigen goeden wil kan blijken, dat er vol strekt geen moeilijkheid in schuilt. Men moet niet probeeren, om de „Mededeelingen" No. 36 37 eerst in haar geheel door te lezen; daarmede zal de zaak niet duidelijker worden. Men legge de stukken naast zich neder en, de vragenlijst letter voor letter volgend, raadplege men den wegwijzer in de „Mededeelingen", om te weten, waar het antwoord te vinden is. Nog eens: het komt alleen aan op wat goeden wil. Voor zoover er dan nog moeilijkheden over blijven, zijn wij gaarne tot nadere inlichting bereid. Men probeere evenwel eerst, zelfstandig de ge- heele invulling tot stand te brengen. Den lsten Maart 1918 zonden wij aan de Directeuren onzer Boerenleenbanken een circu laire met den volgenden inhoud KASSIERSSALARIS. Wij hebben de eer U mede te deelen, dat door het Bestuur der Coöp. Centr. Boerenleenbank de navolgende maatstaf tot vaststelling van kassiers salarissen werd aangenomen. I. Een boerenleenbank, die nog niet over 2 boekjaren werkt: f 50. II. Daarna: a. f 50.plus b. f 1.voor elk vol lOtal spaarboekjes; c. f 2.voor elk vol lOtal voorschotboekjes; d. f 3.voor elk boekje voor loopende rekening e. f 2.voor eik vol lOtal dagboekposten; f 5.voor elk vol lOtal voorschotboekjes begonnen en tevens geëindigd in het afge- loopen boekjaar; h. 1 5 °'oo over den omzet tot f 500.000.en 1 to %o over den meerderen omzet. i. Het aldus verkregen eindcijfer wordt naar boven afgerond in een veelvoud van f25. Hierbij dient het volgende opgemerkt te worden 1. De tijd, loopende tusschen den datum van aansluiting bij de Coöp. Centr. Boerenleen bank en 31 December daaraanvolgende, wordt gerekend voor een vol boekjaar. 2. Onder het aantal dagboekposten wordt de bijgeschreven rente der spaargelden (Groot boek I) slechts voor 1 post gerekend. 3. Als omzet wordt beschouwd De slotsom der Ontvangsten in „De Rekening" (verminderd met den kasinhoud op 31 December van het voorafgaand jaar) gevoegd bij de slotsom der Uitgaven (verminderd met den kasinhoud op 31 December). Wij verwijzen nog naar Art. 46, 2de lid Uwer Statuten, waarbij bepaald wordt, dat elke ver andering in het Huishoudelijk Reglement (dus ook wat betreft het kassierssalaris in Art. 16) onder worpen behoort te worden aan de goedkeuring van het Bestuur der Coöp. Centr. Boerenleenbank. Ter toelichting: a. Onder 11b, c, en d wordt bedoeld het aantal spaarboekjes, voorschotboekjes en loopende reke ning-boekjes, dat op het einde van het boekjaar in omloop is. b. Onder 3 wordt bedoeld „De Rekening" van het laatste, dus onmiddellijk voorafgaande boekjaar, zoodat thans in 1918 voor de salaris regeling de gegevens aan „De Rekening" over 1917 mogen worden ontleend.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Mededeelingen' (CCB) | 1918 | | pagina 2