b. aan „oude" Boerenleenbanken mogen slechts aandeelen worden afgestaan tegen den koers van 105%; het agio zal gestort worden in het Reservefonds. c. in afwijking met het bepaalde onder b zullen aan „oude" Boerenleenbanken nog aan deelen tegen pari (100° o) worden afgestaan, indien zij den wensch daartoe te kennen geven vóór 31 Augustus 1917. De Besturen der Boerenleenbanken, die van deze gunstige gelegenheid willen gebruik maken, moeten bedenken, dat de termijn weldra verstreken is. Zij moeten zich dus haasten, het verzoek in te zenden. DE BOERENLEENBANKEN EN DE ZEGELWET 1917. Ter nakoming van de verplichtingen, opgelegd door de nieuwe Zegelwet, welke 1 juni 1917 in werking trad, houde men streng de hand aan de volgende bepalingen. VOOR DE SPAARGELDEN. Bij inlage en terugbetaling van spaargelden blij ven de oude voorschriften ongewijzigd. Hierbij is geen zegel vereischt. VOOR DE VOORSCHOTTEN. Wanneer de Boerenleenbank een voorschot geeft, moeten de schuldenaar en borg(en) een schuldbekentenis teekenen, welke voorzien is van een zegel van dertig cents. In het voorschotboekje vermeldt de Kassier het bedrag en plaatst erachter zijn handteekening, gelijk dit steeds geschiedde. Bij betaling van de eerste aflossing door den schuldenaar schrijft de Kassier het bedrag hiervan in het voorschotboekje en plaats daarachter zijn handteekening op zegel van vijf cents. Bij betaling der volgende aflossingen op ditzelfde voorschot vermeldt de Kassier telkens de bedra gen in het voorschotboekje en plaatst erachter zijn handteekening zonder zegel. Men lette er dus op, dat bij het vermelden van de aflossingen op een en hetzelfde voorschot in het voorschotboekje door den Kassier slechts één maal op zegel behoeft geteekend te worden. Bij betaling der rente echter moet door den Kassier bij de vermelding van het bedrag in het voorschotboekje iedermaal op zegel van vijf cents geteekend worden, indien het rentebedrag grooter is dan 10 Gld. Gewone kwitanties worden bij de voorschotten niet gevraagd en gegeven. VOOR DE LOOPENDE REKENING. Wanneer een loopende rekening wordt geopend, moeten de loopende-rekeninghouder en de borgen een contract teekenen, hetwelk voorzien is van een zegel van vijftig cents. Bij storting door den loopende-rekeninghouder van geld in de Boerenleenbank schrijft de Kassier het bedrag van de storting in het boekje voor loopende rekening en plaatst daarachter zijn handteekening op zegel van vijf cents. Dit geschiedt bij iedere storting. Bij uitbetaling van gelden aan den loopende- rekeninghouder door de Boerenleenbank vermeldt de Kassier het bedrag hiervan in het boekje voor loopende rekeningen plaatst daarachter zijn hand teekening zender zegel. Hij laat echterdoor den loopende-rekeninghouder een kwitantie teekenen op zegel van vijf cents, in het gewone kwitantieboekje. ALGEMEENE OPMERKINGEN. De kwitanties voor alle andere ontvangsten en uitgaven der Boerenleenbank, dan de hierboven genoemde, moeten voorzien zijn van een zegel van vijf cents, indien zij het bedrag van tien gulden te boven gaan. De handteekening moet steeds over-het-zegel- heen geschreven worden. Ook de datum moet op het zegel geplaatst worden. Voor wat betreft de loopende voorschotten moet de Kassier bij de betaling der eerste aflossing na 31 Mei 1917 zijn handteekening in het voorschot boekje eveneens op zegel van 5 ets. plaatsen. Bij de handteekeningen voor de verdere aflossingen is geen zegel vereischt. Aan alle Boerenleenbanken zijn gezegelde for mulieren voorde schuldbekentenissen en contracten voor loopende rekening toegezonden. De ongebruikte formulieren van het oude, breede model gelieve men te vernietigen. BEHALVE DE STUKKEN, HIERBOVEN VERMELD MOETEN GEZEGELD WORDEN 1. Kwitanties voor ontvangst van gelden van de Coöp. Centr. Boerenleenbank, formulier G, met een zegel van VIJF cent. Ongezegelde formulieren worden door de Coöp. Centr. Boerenleenbank niet aangeno men en zullen ter zegeling worden terugge zonden. De kosten der terugzending komen ten laste van de plaatselijke Boerenleenbank. Men DENKE derhalve om de zegeling ter besparing van tijd en kosten. 2. Saldo-Biljetten voor loopende rekening, welke aan het einde des jaars door de loopende rekening-houders moeten worden ingeleverd, formulier 13 (niet te verwarren met het andere formulier 13, contract voor loopende rekening met effecten-onderpand), met een zegel van VIJF cent. Ook de saldo-biljetten, welke worden getee kend door hen, wier spaarboekjes, voorschot- 134

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Mededeelingen' (CCB) | 1917 | | pagina 2