122 STUKKEN, TE VOEGEN BIJ DE HYPOTHEEKACTE. Wanneer een Boerenleenbank een hypothecair voorschot geven wil, waarvoor de toestemming van het Bestuur der Coöp. Centr. Boerenleenbank noodig is, verlangt genoemd Bestuur, dat bij de acte de volgende stukken gevoegd zullen worden 1. borderel van inschrijving; 2. kadastraal extract 3. staat van eerste inschrijving; 4. polis van brandverzekering; 5. verklaring volgens Art. 297 Wetboek van Koophandel. De ondervinding heeft geleerd, dat het wensche- lijk is, dat deze stukken ook worden gevorderd wanneer hypothecaire voorschotten verstrekt wor den, waarvoor de toestemming van het Bestuur der Coöp. Centr. Boerenleenbank niet noodig is. Met ingang van 1 Mei 1916 dus moeten bij de acte van elk nieuw hypothecair voorschot de bovengenoemde vijf stukken worden gevoegd. Wijl het van het grootste belang is, dat uit de hypotheekacte geen enkele bepaling worde weg gelaten, welke daarin noodig of wenschelijk is, geven wij in dit nummer opnieuw het model- hypotheekacte, vastgesteld door het Bestuur der Coöp. Centr. Boerenleenbank en voorgeschreven voor alle Boerenleenbanken. GOEDKEURING VAN VOORSCHOTTEN EN CREDIETEN IN LOOPENDE REKENING DOOR HET BESTUUR DER COÖP. CENTR BOERENLEENBANK In de volgende gevallen mag een voorschot of crediet in loopende rekening eerst verleend worden, nadat de goedkeuring van het Bestuur der Coöp. Centr. Boerenleenbank aangevraagd en verkregen is: a. als het voorschot grooter is dan 1000.en tevens langer loopt dan 10 jaar. (Beide voorwaarden moeten dus tegelijk aanwezig zijn. De bepaling geldt zoowel voor hypothecaire als voor gewone voorschotten) b. als het voorschot of crediet in loopende rekening grooter is dan 2000.en verleend wordt op hypotheek. (Beide voorwaarden moeten tegelijk aanwezig zijn); c. als het voorschot of crediet in loopende rekening verleend wordt aan een vereeniging. (Naar grootte of looptijd wordt niet gevraagd. Men mag b.v. dus niet voor drie maanden zelfs een klein voorschot geven aan een vereeniging, zonder goedkeuring van het Bestuur der Coöp. Centr. Boerenleenbank) d. als de aanvrager nog geen half jaar lid is der Boerenleenbank. (Naar grootte, looptijd of onderpand van het voorschot of het crediet in loopende rekening wordt niet gevraagd). ARTIKEL 54 DER NIEUWE STATUTEN. Art. 54 der gewijzigde statuten maakt het moge lijk (niet noodzakelijk!), dat, onder zekere voor waarden, een deel der winst besteed wordt op een andere wijze dan storting in het Reservefonds. Boerenleenbanken, waarvan de gewijzigde statu ten eerst in 1916 zijn goedgekeurd, dienen van deze bepaling geen gebruik te maken, wijl de gansche winst van 1915 gevormd is onder statuten, die eischten, dat zij in haar geheel gevoegd werd bij het reservefonds. Ook kan men niet meer beschikken over een deel der winst, die eenmaal bij het reservefonds is gevoegd. Indien b.v. de Algemeene Vergadering eener Boerenleenbank in Mei 1916 besluit de winst bij het reservefonds te voegen, kan niet meer de Buitengewone Algemeene Vergadering van October 1916 een deel der winst van 1915 voor eenig ander doel gaan besteden. De winst van 1915 is reeds door het besluit van Mei tot het reservefonds gaan behooren. In October is dus geen winst, waarover beschikt kan worden, meer aanwezig. Onlangs werd ons gevraagd door het Bestuur eener Boerenleenbank, dat aan de Algemeene Vergadering van Mei 1916 wilde voorstellen een deel der winst van 1916 te schenken aan een nuttige instelling van algemeen belang: „Wij mogen niet meer besteden dan 4% van het bestaande reservefonds, maar wat moeten wij nu beschouwen als het reservefonds, het fonds plus de winst van 1915 of het fonds zonder die winst?" Wij hebben geantwoord, dat vóór de Algemeene Vergadering van 1916, die over de winst van 1915 nog beschikken moet, deze winst nooit gerekend kan worden tot het bestaande reservefonds. Het ;l bestaande reservefonds is dus het bedrag, dat gevonden wordt door het reservefonds, aangewezen door de balans van 1914, te vermeerderen met de winst van 1914 of te verminderen met het verlies van dat jaar. Het deel der winst van 1915, dat men voor eenig bijzonder doel wil aanwenden, mag niet grooter zijn dan 4 °/o van evenbedoeld bedrag. DIVIDENDBEWIJZEN VAN DE AANDEELEN DER BOEREN-HYPOTHEEKBANK. Ieder jaar beslist de Algemeene Vergadering der N. V. Boeren-Hypotheekbank te Eindhoven hoeveel het dividend zal bedragen, dat voor het afgeloopen jaar over de aandeelen kan worden uitbetaald. De Algemeene Vergadering van 1915 heeft bepaald, dat de dividendbewijzen N°. 6 betaal baar zijn met 4.Vele Boerenleenbanken hebben echter nog nagelaten haar dividendbewijs in te zenden. Wij laten haar hier volgen en ver zoeken haar dringend ten spoedigste de dividend-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Mededeelingen' (CCB) | 1916 | | pagina 2