97
2. BEWIJS VAN LIDMAATSCHAP. (Art. 4a).
Van het hoogste belang is het, dat de wijze,
waarop het lidmaatschap bewezen kan worden,
vast staat. Daarom is hier hetzelfde bepaald als
in de Wet op de Coöperatieve Vereenigingen,
n.1., dat de toetreding tot de Boerenleenbank ten
aanzien van de leden en van derden bewezen
wordt door de gedagteekende onderteekening van
het ledenregister der Boerenleenbank of door een
notariëele acte, in afschrift aan dat register gehecht.
De verklaring van toetreding moet onderteekend
zijn door het toetredende lid, den Directeur en
een Bestuurslid.
Het is duidelijk, dat bij de Boerenleenbanken,
opgericht volgens de wet van 1855, ook andere
middelen om het lidmaatschap te bewijzen, even
goed mogelijk blijven als voorheen.
3. DEELNEMING IN EEN EVENTUEEL VER
LIES DER BOERENLEENBANK DOOR
EEN UITTREDEND LID. (Art. 8, 3).
Wanneer een lid uittreedt is het billijk, dat hij
zijn aandeel betale in het verlies, dat de Boeren
leenbank eventueel zou geleden hebben. Dit verlies
wordt vastgesteld door de Algemeene Vergadering
bij de goedkeuring van de Balans van het boekjaar,
waarin de aansprakelijkheid van het uitgetreden
lid eindigt.
4. AANSPRAKELIJKHEID
Tot nog toe bleef de aansprakelijkheid vaneen
uitgetreden lid en zelfs van zijn erfgenamen bestaan
evenlang als de Boerenleenbank.' Nu bepaald is,
dat een uittredend lid zijn aandeel betaalt in het
verlies, dat de Boerenleenbank bij zijn uittreding
mocht geleden hebben, bestaat er geen bezwaar
om hier de bepalingen der Coöperatie-wet te volgen.
Deze wet bepaalt, dat degenen, die bij de ontbinding
eener coöperatieve vereeniging lid waren, of het
jaar daaraan voorafgaande zijn uitgetreden, het
tekort moeten dekken, indien de goederen of schuld
vorderingen der vereeniging (Boerenleenbank) haar
niet in staat stellen aan haar verbintenissen te
voldoen.
5. VERTEGENWOORDIGING TER ALGE
MEENE VERGADERING. (Art. 36.)
In de vroegere statuten was de vertegenwoor
diging ter Algemeene Vergadering van mannelijke
leden, die verhinderd waren, niet toegelaten. Thans
is bepaald, dat de mannelijke leden zich schriftelijk
kunnen doen vertegenwoordigen door een manne
lijk meerderjarig huisgenoot of een lid der ver
eeniging.
Door deze bepaling wordt een lid, dat verhinderd
is en zich niet doet vertegenwoordigen, verplicht
tot betaling der boete, gesteld op het niet-bijwonen
der Algemeene Vergadering.
6. CONTROLE OVER DE BOERENLEEN
BANKEN
Een der meest moeilijke en ingewikkelde vragen,
welke bij de Statutenwijziging behandeld werden,
was de vraag hoe te voorkomen, dat er bij de
Boerenleenbanken bedrog worde gepleegd.
In het buitenland komt het, helaas! herhaal
delijk voor, dat op de kantoren der Boerenleen
banken oneerlijkheden gebeuren, die aan de leden
der banken schade, soms zeer groote schade
hebben berokkend. Ook in ons land kwamen reeds
fraudes voor, en het is van algemeene bekendheid,
dat zelfs op de kantoren der posterijen, die voor
den Rijkspostspaardienst openstaan, meermalen
malversaties plaats hadden.
De groote moeilijkheid ligt in de controle op de
ontvangsten der Boerenleenbank. Wanneer iemand
geld inlegt in de Spaarbank of in Ioopende rekening,
of wanneer iemand een voorschot terugbetaalt en
de Kassier schrijft de ontvangst wel in de boekjes,
maar niet in zijn kasboek, hoe zal dan deze fraude
èn aan het Bestuur èn aan de Inspectie kunnen
blijken Zelfs is het thans mogelijk, dat de Kassier
aan iemand een spaarboekje geeft, en er de ont
vangsten in noteert, zonder dat in de boeken blijkt,
dat dit spaarboekje is uitgegeven.
Om deze fraudes te voorkomen, of mochten ze
gebeuren, te ontdekken, zijn eene reeks van maat
regelen aangenomen, die zoowel door de Besturen
der locale banken als door het Bestuur der Coöp.
Centrale Boerenleenbank genomen moeten worden.
Aangenomen zijn de volgende bepalingen
1. In het vervolg zullen door de Centrale Bank
doorloopend genummerde spaarboekjes, voor
schotboekjes en boekjes voor Ioopende rekening
door de Boerenleenbanken moeten worden
gebruikt, waardoor het onmogelijk wordt, dat
zulk boekje in omloop is, zonder dat het
Bestuur of de Centrale Bank dit kan achter
halen. (Art. 5.) H. R. C. B.
2. Aan het Bestuur der Centrale Bank wordt de
bevoegdheid gegeven, om alle boekjes, door
de Boerenleenbanken uitgegeven, op te vragen.
Deze bevoegdheid is noodig, opdat eene inspec
tie geheel volledig en afdoende kan wezen.
(Art. 25a). H. R. C. B.
3. Als een maatregel, die oneerlijkheden kan
voorkomen, wordt bepaald, dat bij elke inspectie
minstens vijf boekjes, willekeurig door de
Inspectie te voren aan te geven, ter controle
moeten aanwezig zijn bij de te houden Inspectie.
(Art. 25").
De wijze, waarop de controle op de ontvangsten
zal worden uitgeoefend, wordt bepaald in art. 25,