aan is het zeker toe te schrijven, dat de Kassier eerst toen de nood klaarblijkelijk zeer hoog gestegen was, knoeierijen begon te plegen in de Boerenleenbank (Juli 1913). Ook deze zou men nog ontdekt hebben, indien Bestuur en Raad van Toezicht de boekjes der inleggers en voorschotnemers met de Grootboeken en het Dagboek hadden vergeleken. De Statuten of het Huishou delijk Reglement schrijven het opvragen der boekjes wel is waar niet voor, zoodat den beheerderen geen plichtsverzuim verweten kan worden, maar had men in dezen er naar gestreefd uit te voeren wat onzerzijds meer malen is gevraagd en waarop o.a. ook bij de Leergangen is aangedrongen, had men nl. 83 omstreeks Nieuwjaar alle boekjes opgevraagd, dan was het bedrog van den Kassier eenige weken eer ontdekt. De groote les, die dus uit het gebeurde te Zundert voor de Beheerders onzer Boeren leenbanken te trekken valt is deze Vraagt minstens eens per jaar ALLE boekjes op Laat deze boekjes inleveren b.v. ten huize van den Directeur. Geeft den houders een ontvangstbewijs (formu lier 29) en vergelijkt zorgvuldig alle boekjes met de boeken van den Kassier. Voert men dezen maatregel algemeen in, dan zal ook uit het Zundertsche kwaad iets goeds geboren zijn. j wOlS«ONÖiC**L StOOUORU*MRU I ROtBMOWP [I

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Mededeelingen' (CCB) | 1914 | | pagina 3