bijna onmogelijk van allen het aandeel te ont
vangen, tot welks betaling zij verplicht zijn. Daarom
vordere het Bestuur, indien een borg komt te
sterven een nieuwen borg en, gelijk wij boven
zagen, het late in dit geval ook een nieuwe schuld
bekentenis opmaken.
HET OVERLIJDEN VAN EEN VOOR
SCHOTNEMER.
Meermalen doet zich de vraag voor wat het
Bestuur eener Boerenleenbank te doen staat, wan
neer een voorschotnemer komt te overlijden. Het
is niet mogelijk een algemeenen regel te geven
voor hetgeen in dat geval gedaan moet worden.
Vóór alles moet het Bestuur er voor zorgen, dat
de gelden der Boerenleenbank niet in gevaar
komen. Nimmer mag vergeten worden dat de
uitgeleende voorschotten spaargelden zijn van inleg
gers en dat het Bestuur verplicht is met zorg
alles te vermijden wat het lijden van verlies ten
gevolge kan hebben. Sterft een voorschotnemer,
dan moet men dus terstond van de erfgenamen
aflossing van het voorschot vorderen, indien ook
maar eenigszins te vreezen is, dat de terugbetaling
der geleende gelden door het overlijden van den
leener minder zeker is geworden, dan zij eerst
was. Wij weten zeer goed, dat het optreden in
deze omstandigheden voor het Bestuur geen aan
gename taak is, maar de belangen der inleggers
zijn nummer één. Zij vertrouwden hun gelden
aan de Boerenleenbank toe en het zou zeer te
betreuren zijn indien zij in hun vertrouwen werden
beschaamd.
De meeste voorschotnemers staan aan het hoofd
van een landbouwbedrijf en gelukkig is het nog
vrij algemeen, dat dit bedrijf na den dood van
den boer, door een zijner erfgenamen wordt voort
gezet. Blijft de weduwe van den voorschotnemer
de boerderij besturen, dan zal het in den regel
voor haar van belang zijn, dat zij het voorschot,
indertijd door haar man genomen, niet onmiddellijk
behoeft af te lossen. Liefst zal zij de aflossing
onder de vastgestelde voorwaarden vervolgen tot
de schuld gedelgd is. Welnu, lijdt de Boeren
leenbank hierdoor geen gevaar, dan is het niets
anders dan een staaltje van haar plicht de weduwe
in dezen ter wille te zijn.
Wat heeft de Boerenleenbank dan te doen?
A. De weduwe wordt door het Bestuur aan
genomen als lid van de Boerenleenbank. Deze
aanneming wordt in de notulen der bestuursver
gadering vermeld en de weduwe plaatst haar
handteekening in het ledenregister. Zij moet teeke
nen onder een nieuw nummer, 't Is dus verkeerd
haar te laten teekenen in het vakje, waarin haar
man zijn handteekening plaatste. Nog erger is
het en ook dit gebeurt nu en dan aan te
nemen, dat het lidmaatschap van den overleden
voorschotnemer van zelf op diens weduwe is
overgegaan. De eerste zinsnede van Art. 7 der
statuten zegt toch zoo duidelijk: „Het lidmaatschap
is persoonlijk, zoodat alle rechten, daaruit voort
vloeiende, onvatbaar zijn voor overgang of over
dracht." Men onthoude het dus welWil de vrouw
van een overleden lid zelf lid van de Boerenleenbank
worden, dan moet zij ook zelf het ledenregister
teekenen.
B. Heeft de weduwe het ledenregister getee-
kend, dan moet een nieuwe schuldbekentenis wor
den opgemaakt, ter grootte van het bedrag van
het overschot der leening. Was het voorschot
oorspronkelijk b.v. 400.groot en loste de
voorschotnemer reeds 175.af, dan wordt op
de schuldbekentenis ten name der weduwe slechts
225.vermeld. De weduwe teekent de schuld
bekentenis, haar borg teekent eveneens en de
oude schuldbekentenis wordt door den kassier voor
voldaan geteekend.
C. Het is raadzaam in Grootboek II het folio,
waarop het voorschot van den overleden schulde
naar vermeld is, af te sluiten en buiten gebruik
te stellen. Het voorschot van 225.wordt
dan ten name der weduwe op een nieuw folio
in Grootboek II vermeld. In het Dagboek wordt
dus een post geboekt voor aflossing van het saldo
der leening van den overleden voorschotnemer
en een post voor het uitgegeven voorschot van
225.aan zijn weduwe.
D. Het is niet noodig van de weduwe de
provisie te vorderen, voor nieuwe voorschotten
vastgesteld. Van een nieuw voorschot is hier
immers geen sprake. De weduwe doet niets anders
dan de aflossing voortzetten van het voorschot,
door haar man aangegaan
Is het niet de weduwe, maar een ander erfgenaam,
die na den dood van den voorschotnemer, diens
landbouwbedrijf zelfstandig wil voortzetten, b.v. de
oudste zoon, dan geldt hetzelfde als het hierboven
voor de weduwe vermelde. Ook de oudste zoon
kan geholpen worden, als hij maar als lid tot de
Boerenleenbank toetreedt en het ledenregister
teekent. Het is de Boerenleenbank nooit te doen
om het den erfgenamen lastig te maken. Integendeel,
zij stelt er prijs op hun, voor zoover dit op haar
weg ligt, alle diensten te bewijzen, die hun van
nut kunnen zijn. Maar nooit mag haar hulpvaar
digheid er de oorzaak van zijn, dat de belangen
der spaarders uit het oog worden verloren.
BESTELBILJET VOOR BOEKEN EN
FORMULIEREN.
Ten einde goede orde te stellen op het inkomen
en uitvoeren der bestellingen van boeken en for
mulieren, heeft de Coöp. Centr. Boerenleenbank
onlangs een biljet ingevoerd, waarop voortaan de
62