der statuten moeten zij immers vóór den eersten April de rekening en balans geheel gereed aan den Directeur voorleggen. Gebeurt dit niet, dan kunnen Bestuur en Raad van Toezicht onmogelijk de rekening en balans op tijd onderzoeken en dan is het ook niet mogelijk, dat de algemeene vergadering, die haar moet vaststellen, omstreeks 1 Mei gehouden wordt, zooals de statuten het voorschrijven. Wij rekenen er intusschen op, dat minstens alle rekeningen der Grootboeken 1 en II door de Kassiers zelf worden opgemaakt en de uittreksels dier Grootboeken door hen zelf worden opge maakt en opgeteld. Dit werk is zóó eenvoudig, dat niet één Kassier het aan den Inspecteur moet overlaten. Gelijk van zelf spreekt behooren ook het in orde brengen van Grootboek III, het op maken van het uittreksel uit dit Grootboek en het samenstellen der rekening en balans tot de taak van den Kassier. Maar wijl dit werk, vooral voor nieuwe Kassiers, enkele moeilijkheden met zich brengt, wordt de Inspecteur bereid gevonden het één, twee, desnoods drie keer van den Kas sier over te nemen. Daarna mogen wij verwachten, dat de Kassier het zelf verricht. Wij vertrouwen dan ook, dat de Kassiers niet reeds na een eerste vruchtelooze poging de hulp der Inspectie zullen inroepen. Zij moeten dit eerst doen, nadat zij ernstig beproefd hebben de rekening en balans zelf op te maken. In 1912 ontmoetten wij een Boerenleenbank, waar de rekening en balans links en rechts netjes dezelfde eindbedragen aangaven, maar toch niet in orde waren. Wat was het geval De Kassier had zeker om tegenover het Bestuur een vol maakt boekhouder te schijnen de rekening klop pend gemaakt. Het bedrag, dat hij in de ont vangsten te kort kwam, was door hem van de „buitengewone uitgaven" afgetrokken. Natuurlijk klopte toen de rekening, maar even natuurlijk werd dat gegoochel met cijfers bij de inspectie ontdekt. De Kassier had er niets anders door bereikt, dan een uurtje langer werk voor den Inspecteur, die nu alles dubbel herstellen moest, eneen stevige, welverdiende aanmerking voor zichzelf. In hun eigen belang dus, moeten de Kassiers hun krachten maar niet aan dergelijke kunststukjes beproeven. Blijvende eer is er toch niet mede te behalenwel het tegendeel. GELDZENDING AAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE BOERENLEENBANK. De Kassier van een onzer Boerenleenbanken vraagt ons, waartoe het eigenlijk noodig is, dat de letters en nummers der bankbiljetten, die hij naar Eindhoven zendt, niet alleen worden aangeteekend en door hem bewaard, maar bovendien worden opgegeven op het formulier, dat bij elke geld zending wordt gevoegd. Dit laatste vindt hij over bodig. 't Zou genoeg zijn, volgens zijne meening, dat hij alleen aanteekening hield der letters en nummers. Bleek bij het openen van den brief te Eindhoven dan een biljet te ontbreken, dan behoefden hem de letters en nummers der aan wezige bankbiljetten slechts te worden opgegeven en hij zou onmiddellijk kunnen vaststellen welk biljet verloren raakte. Dit laatste is volkomen waar. Doch tusschen het ontdekken der vermissing te Eindhoven en de bekendmaking van het verloren raken zou nog al wat tijd verloopen. In elk geval kan veel vlugger een onderzoek ingesteld worden, wanneer de Coöp. Centr. Boerenleenbank onmiddellijk na ontvangst van den brief met zekerheid kan zeggen welk biljet ontbreekt, dan wanneer eerst de nummers der ontvangen biljetten nog vergeleken moeten worden met het lijstje, dat berust bij de Boeren leenbank van welke het geld afkomstig is. Opdat, in geval van geldvermissing, dus onmiddellijk door de Coöp. Centr. Boerenleenbank handelend kan worden opgetreden en alle maatregelen genomen kunnen worden, bevorderlijk aan het terugkrijgen van het ontbrekende, is het wenschelijk, dat de Kassiers de letters en nummers der te verzenden bankbiljetten ook aanteekenen op het formulier (D-E), dat zij gelijk met het geld, aan de Coöp. Centr. Boerenleenbank toezenden. COUPONS VAN PANDBRIEVEN DER BOEREN-HYPOTHEEKBANK Gelijk van zelf spreekt is het in het belang der Boeren-Hypotheekbank, dat de pandbrieven, die zij uitgeeft, gaarne worden gekocht. Hiertoe is niet alleen noodig, dat deze pandbrieven een dege lijke, betrouwbare geldbelegging vormen, maar ook, dat de rente gemakkelijk geïnd kan worden, m. a. w., dat de houders van pandbrieven zonder veel moeite de coupons tegen de volle waarde kunnen inwisselen. Zijn onze 348 Kassiers dus bij dat inwisselen behulpzaam, dan bewijzen zij een dienst aan de pandbrief houders en bevorderen zij middellijk den bloei der Boeren-Hypotheekbank. Veel moeite wordt hierbij van den Kassier geenszins gevorderd. Komt iemand bij hem met een coupon der Boeren-Hypotheekbank van b.v. 20.dan behoeft hij slechts 20.uit de kas te nemen, den eigenaar van de coupon dit bedrag ter hand te stellen en de coupon in de kas te leggen. Hij beschouwt die coupon ter waarde van 20. verder eenvoudig als kasgeld. De kas blijft dus onveranderd en van héél de handeling behoeft in geen enkel boek iets vermeld te worden. Zoodra de Kassier geld naar Eindhoven zendt, voegt hij bij de bankbiljetten ook de coupon. Zendt hij b.v. zes bankbiljetten van f 100.twee van 25.en de coupon van 20.dan boekt hij 54

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Mededeelingen' (CCB) | 1913 | | pagina 2