42
Den kassier te B. deelt hij mede, dat den
lölen Maart 201,25 spaargelden, n.1. 200,
kapitaal en 1,25 bijgeschreven rente, worden
overgeschreven van de Boerenleenbank te A. naar
die te B.
Wat moet de kassier van B. nu boeken?
Den 16den Maart krijgt zijne Boerenleenbank een
vordering op de Coöp. Centr. Boerenleenbank van
201,25, of wordt haar schuld bij deze instelling
met 201,25 verminderd, en ontstaat voor haar
een schuld aan den nieuwen inlegger van 201,25
spaargelden.
De kassier moet dus den 16dcn Maart in het
Dagboek 201,25 boeken als gezonden aan de
Coöp. Centr. Boerenleenbank en hiervoor in Groot
broek III de rekening der Coöp. Centr. Boeren
leenbank debiteeren. Op de tweede plaats moet
hij den 16den Maart in het Dagboek ten name
van den nieuwen inlegger 201,25 boeken in de
kolommen 5 en 6 en in Grootboek I een nieuw
folio voor dezen spaarder aanleggen en op de
rechterzijde van dit folio 201,25 boeken. In dit
Grootboek wordt onmiddellijk de rente berekend
over 200.van 16 Maart tot 31 December, dus
over 9'/2 maand. De rente over 21 /2 maand is
door den kassier der Boerenleenbank te A. reeds
bij het kapitaal geschreven. In het geheel is de
rente dus berekend over 2', 2 9' 2 12 maanden.
De inlegger heeft door de overschrijving zijner
spaargelden geen cent aan rente verloren.
Zoodra de kassier der Boerenleenbank te A.
de 201,25 als uitbetaald heeft geboekt, moet hij
deze uitgave met een kwitantie kunnen bekrach
tigen. Daarom wordt, evenals bij alle afgewerkte
spaarboekjes, ook in dit geval de laatste bladzijde
door den inlegger voor voldaan geteekend. De
kassier der Boerenleenbank te B. reikt hem een
nieuw spaarboekje uit, geteekend door den Direc
teur en een Bestuurslid der Boerenleenbank te B.
Voor dit spaarboekje mag de gewone vergoeding
gevorderd worden, die bij Huishoudelijk Regle
ment is vastgesteld.
Het komt ook voor, dat een inlegger zijn spaar
geld geheel of gedeeltelijk wil laten overschrijven
ten name van een ander inlegger bij dezelfde
Boerenleenbank. Het spreekt van zelf, dat ook
zulk een overschrijving kan geschieden zonder
renteverlies. Van tusschenkomst der Coöp. Centr.
Boerenleenbank is hierbij natuurlijk geen sprake,
want het over te schrijven spaargeld berust en
blijft berustën bij een en dezelfde Boerenleenbank.
STEMMINGEN OVER PERSONEN.
Een onzer Boerenleenbanken schrijft ons:
„Het zou goed zijn als ons in de „Mededee-
lingen" eens geleerd werd hoe men moet te werk
gaan om te komen tot de volstrekte meerderheid
bij stemmingen over personen. Veronderstel een
stemming zonder aanbeveling. A. B. C. D. en E.
krijgen stemmen; welke personen komen nu in
aanmerking voor een tweede, desnoods een derde
stemming?"
Antivoord: Art. 44 der statuten bepaalt o. a.
„Voor alle besluiten in deze vergadering wordt
minstens volstrekte meerderheid van stemmen ver-
eischt, met dien verstande, dat geen besluit kan
genomen worden, wanneer de helft der leden niet
aanwezig of niet vertegenwoordigd is.
De stemming geschiedt met gesloten briefjes,
wanneer het personen geldt of een vierde der leden
het vordert."
Ziedaar alles wat over de wijze van stemmen
in de statuten te vinden is. Laat ons nu aan
nemen, dat op de algemeene vergadering eener
Boerenleenbank, die 100 leden telt, 80 leden aan
wezig zijn. Dan kan zij besluiten nemen en be
noemingen doen. Er moeten gekozen worden twee
bestuursleden. 80 geldige briefjes worden inge
leverd. De volstrekte meerderheid is dus 41. De
twee stemopnemers, die door den Voorzitter der
algemeene vergadering krachtens de statuten (laatste
zinsnede van art. 44) zijn aangesteld, deelen den
volgenden uitslag der stemming mede:
A. verkreeg 66 stemmen.
B. 40
C. 28
D. 20
E. 6
A. is dus gekozen, want hij heeft meer dan
40 stemmen.
B. is niet gekozen, wijl hij de volstrekte meer
derheid niet behaalde.
C., D., E. zijn natuurlijk ook niet gekozen.
Nu moet opnieuw gestemd worden voor het
tweede bestuurslid.
Sommigen denken, dat de leden nu te kiezen
hebben tusschen B. en C.
Deze meening is onjuist. Zij kunnen stemmen
op elk lid der Boerenleenbank. Ook de tweede
stemming is volkomen vrij.
Aangenomen, dat de uitslag der tweede stemming
aanwijst, dat 80 geldige stemmen zijn uitgebracht,
waarvan B. er 38 verwierf, C. 36 en D. 6. Nu
meenen sommigen, dat B. gekozen is, wijl hij de
meeste stemmen heeft. Ook deze meening is
onjuist. Om gekozen te worden moet men, ook
bij een tweede vrije stemming, minstens de vol
strekte meerderheid der uitgebrachte geldige stem
men op zich vereenigen. Er moet dus opnieuw
gestemd worden.
Anderen denken nu weer, dat bij deze derde
stemming slechts B. en C. in aanmerking kunnen
komen. Zij vergissen zich echter. Bij de derde
|j stemming mogen de leden wederom hun stem uit
brengen op wien zij willen. Zij kunnen uit al
hun medeleden kiezen; de stemming is wederom
geheel vrij.