Ter verdeeling van risico sluiten wij leeningen tot grootere bedragen dik«
wijls te zamen met de Friesch«Groningsche Hypotheekbank te Groningen. In
dit jaar sloten wij voor gezamenlijke rekening 7 leeningen tot een bedrag van
1.185.800.waarvoor verbonden 92 perceelen, bevattende 344 afzonderlijk te
verhuren woningen.
De gemiddelde rente der ultimo December 1933 uitstaande leeningen be«
draagt 5.192 tegen 5.217 in 1932.
Gelijk wij boven in het algemeen overzicht reeds hebben vermeld, hebben
wij bij 49 leeningen gebruik moeten maken van onze rechten krachtens
art. 1223 B.W. en wel in 17 gevallen wegens faillissement of beslag en in 32 ge«
vallen wegens wanbetaling.
Zooals uit het op pag. 2829 onder bijlage Ca opgenomen overzicht blijkt,
waren de opbrengsten in den regel voldoende om er onze vordering op te ver«
halen. Slechts in één geval werd een verlies op de restant hoofdsom geleden.
Dit is, evenals een verlies van 2500.bij verkoop uit de hand van een bij ons
verbonden onderpand, ten laste van de W. en V. rekening gebracht onder het
hoofd „Executierekening” ad 8.806.48.
In vier gevallen hebben wij de bij ons verbonden onderpanden zelf inge«
kocht. Hoewel een geringe afschrijving voldoende zou zijn om de aankoop«
waarde van deze panden in overeenstemming te brengen met de tegenwoordige
verkoopwaarde, hebben wij, nu de ruime winst toelaat het bedrijf ook door het
vormen van stille reserves te versterken, de ingekochte onderpanden evenals
voorgaande jaren weder voor 1.op de balans opgenomen. Bij het schrijven
van dit verslag zijn de ingekochte onderpanden in totaal verhuurd voor 3.055.30.
Bij door derden gekochte onderpanden is de Bank als belanghebbende
betrokken tot een bedrag van ƒ11.000.
Overigens is de Bank niet door middel van zoogenaamde stroppen«maat« j
schappijen of anderszins betrokken bij den eigendom van panden, waarop zij
hypotheek heeft verleend.
Onder bijlage D volgt een overzicht van de prijzen, besteed voor de in den
loop van dit jaar vrijwillig verkochte onderpanden. Hieruit blijkt wel, dat de
prijzen, welke bij verkoop uit de hand werden besteed beter met de taxaties
overeenstemmen, dan de opbrengsten bij executoriale veilingen. Wij hebben er
dan ook in vorige verslagen meermalen op gewezen, dat deze executie«veilingen
steeds onder de meest ongunstige omstandigheden plaats vinden. Ten eerste
kan men niet steeds het juiste tijdstip van verkoop zelf uitkiezen en ten tweede
hebben de debiteuren veelal tengevolge van geldgebrek in den laatsten tijd vóór
de executie de onderpanden verwaarloosd. Een kooper dient er in dat geval
rekening mee te houden, dat hij een belangrijk bedrag aan herstellingen zal
moeten besteden. Bovendien zijn de kosten bij executie in den regel ongeveer
10 en dus veel hooger dan bij verkoop uit de hand. De kooper zal derhalve
bij verkrijging van het gewone percentage van den koopprijs op hypotheek méér 1
geld moodig hebben voor een in executoriale veiling, dan voor een uit de hand
aangekocht perceel.
Hieruit volgt, dat het voor de goede afwikkeling van een executie«veiling
8