Bij de verkoopen ingevolge art. 1223 B. W. waren betrokken 20 leeningen tegen 7 leeningen in 1920. Deze verkoopen waren noodzakelijk 5 maal wegens inbeslagneming van het onder pand en 15 maal wegens faillissement en wanbetaling. Daarbij werden door ons geen verliezen geleden, terwijl de Bank slechts bij één dezer onderpanden opnieuw is geïnteresseerd en wel voor een bedrag van ƒ1000.hetwelk aan den kooper op hypotheek werd verstrekt. De uitslagen van deze verkoopen hebben wij vermeld op een staat onder bijlage D. aan dit verslag toegevoegd. Daar dergelijke executieveilingen in den regel onder ongunstige omstandigheden plaats vinden, zoodat de schattingen, gedaan naar de verkoopwaarde onder normale omstandigheden, niet altijd worden bereikt, voegen wij daarbij een overzicht van de verkoopprijzen der onderpanden, welke in den loop van dit jaar vrijwillig zijn verkocht. Uit die opgaven blijkt wel, dat de taxaties een goeden grondslag bieden voor de hypothecaire leeningen. Behalve door de taxateurs werden onze onderpanden ook opgenomen door onze inspecteurs, de heeren J. Kamps te 's-Gravenhage en A. M. Joustra te Veendam. Daar de Heer A. HalfF te Schagen zich wegens gezondheidsredenen hoofdzakelijk tot het geven van adviezen moest beperken, zal de Heer Joustra zich in 1922 te Haarlem vestigen. De Heer G. Hoogerkamp is te Veendam als adjunct-inspecteur aangesteld. De Heer J. W. Drinkenburg ging voort de goede samenwerking tusschen de Directie en de vertegenwoordigers zoomede het aanknoopen van nieuwe relaties door persoonlijk bezoek te bevorderen. Van de op 1 November 1921 vervallen renten en aflossingen tot een gezamenlijk bedrag van ƒ1.466.434.24 stond op 31 December nog open 29.884.76 (t.w. 19.727,66 rente en ƒ10.157.10 aflossing) en van de renten en aflossingen op 1 Mei 1921 ver vallen nog ƒ114.01 (alleen aflossing). Deze bedragen komen op de balans voor onder het hoofd hypotheekdebiteuren groot 29.998.77. Bij het afdrukken van het verslag stond er in het geheel nog slechts open 667.33. Staat van achterstallige renten en aflossingen telkens op 31 December van de jaren 1910—1921, met daarnaast de bedragen van de renten en aflossingen welke op 1 November van diezelfde jaren waren verschenen. 1921 29.884 76 1.466.434 24 1920 - 15.635 74 - 1.457.609 405 1919 - 22.896 26 - 1.415.107 97 1918 - 26.805 276 - 1.338.496 44 1917 - 21.360 936 - 1.249.963 17 1916 - 20.769 05 - 1.203.476 27 1915 35.169 536 1.159.079 09 1914 - 55.668 50 - 1.084.985 29 1913 - 13.890 99 - 1.024.848 76B 1912 - 11.959 41 - 918.731 08 1911 - 16.769 955 - 898.890 26 1910 - 12.760 865 - 880.556 19 PANDBRIEVEN. In het eerste halfjaar werden uitgegeven 6°/0, 572%' 5%, 472% en pandbrieven. De uitgifte der 6 pandbrieven werd met het oog op de daling der hypotheek rente den 1“ Juni gestaakt, en die der 57a% den 26’ten October tijdelijk stopgezet. 9

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Nederlandsche Hypotheekbank | 1921 | | pagina 11