Aan Heeren Commissarissen der Nederlandsche Hypotheekbank te Veendam. Mijne Heeren Ter voldoening aan het voorschrift van art. 39 der statuten hebben wij de eer U hierbij tegelijk met de balans en winst- en verlies-rekening aan te bieden het verslag, behelzende de verrichtingen onzer Vennootschap over het afgeloopen boekjaar. De in 1920 bereikte resultaten waren, zooals de winst- en verlies-rekening uitwijst, wederom bijzonder gunstig. Dit was het gevolg van de stijging van den rentestand en van de aanvankelijk door ons ten aanzien van de uitgifte van hooger dan 5 rente dragende pandbrieven aangenomen afwachtende houding, waardoor de rentemarge vrij belangrijk grooter is geworden. Daar de rentestand zich echter in den loop van het boekjaar op een steeds hooger peil ging bewegen en dientengevolge de plaatsing van 5 °/0 pandbrieven zoo goed als ophield, gingen wij in het tweede halfjaar achtereenvolgens over tot de uitgifte van 51/2 en 6 pandbrieven, nadat gebleken was, dat voor die gelden loonende plaatsing zou zijn te vinden. Tevens werd daardoor een tegenwicht verkregen tegen het belangrijke aanbod van ten inkoop aangeboden lager rentedragende pandbrieven. Wij meenden toch het belang van onze pandbriefhouders te dienen door, getrouw aan onze tot heden toe gevolgde gewoonte, steeds alle aangeboden pandbrieven V2 beneden den koers van uitgifte op den dag van aanbieding terug te nemen. 4 f

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Nederlandsche Hypotheekbank | 1920 | | pagina 6