Aan
de Aandeelhouders van de Nederlandsche
Hypotheekbank te Veendam.
Mijne Heeren,
Wij hebben de eer II het verslag uit te brengen, bedoeld in art. 39 der statuten en
daarbij over te leggen dat, hetwelk de Directie aan ons heeft uitgebracht.
Vooraf ga een woord van dankbare hulde aan de nagedachtenis van Dr. D. Bos,
den Directeur onzer Bank, die op den dag uwer algemeene vergadering in 1916 is
overleden.
Vijf en twintig jaren hebben wij hem aan het werk gezien en dat waarlijk niet
voor onze Hypotheekbank alleen.
Daarvoor waren zijne talenten ook te veelzijdig en de drang om ten algemeenen
beste nut te stichten in hem te sterk. W"ij hebben hem gaandeweg steeds meer bewon
derd als een der grootste tijdgenooten, die met scherpen en met vooruitzienden blik in
zoo menigerlei richting aan Land en Volk uitnemende diensten bewees en wij hebben
gaandeweg hem steeds hooger gewaardeerd als den voortreffelijken bestuurder onzer
instelling, die met breeden blik zijne groote kennis ten goede deed komen aan het
Hypotheekbankwezen in hét algemeen en aan onze Bank wel zeer in ’t bizonder. Maar
zeker niet minder hebben wij hem hoog gesteld om de gaven van zijn hart en om de
degelijkheid van zijn karakter.
Zoo blijft zijne grootsche figuur onvergetelijk staan in onze herinnering. Zijne
nagedachtenis zullen ook wij altijd in eere houden.
Op ons verzoek vonden wij gelukkig ons medelid, den_Heer R. Dojes, bereid om
tijdelijk de opengevallen plaats in het Bestuur in te nemen, terwijl onze medeleden, de
Heeren Jhr. Mr. D. R. de Marees van Swinderen en Mr. P. H. A. Tydeman, respectie
velijk tot Voorzitter en tot Vice-Voorzitter van ons College, de eerstgenoemde tevens
tot lid van den Raad van Toezicht, werden benoemd. Dientengevolge konden wij ons
op de definitieve vervulling van den vacanten Bestuurszetel rustig beraden. Onze voor
nemens omtrent de aanbevelingdie wij U te dier zake hebben te doenhebben reeds
een vasten vorm aangenomen, maar wij achten het om bizondere reden nog niet den
tijd, om daarmede tot U te komen. Intusschen zullen wij ter algemeene vergadering
uwe aandacht voor deze belangrijke aangelegenheid inroepen en de door ons dienstig
geachte voorstellen U doen.
5