Uit deze cijfers volgt wel dat het aandeel, dat de hypotheekbanken hebben
in de beleening van landelijke eigendomriien zeer uiteenloopt in de verschil
lende provinciën. Dat hangt af, in de eerste plaats van de hoeveelheid kapitaal,
welke in de provincie zelve voor belegging op hypotheek door particulieren,
stichtingen, voorts door spaarbanken, boerenleenbanken en dergelijke instel
lingen beschikbaar wordt gesteld. In den regel toch is de rentestand, tot
welken particulieren, stichtingen, spaarbanken uitleenen iets lager dan die der
hypotheekbanken, maar inzonderheid maakt het verschil dat daarbij geen
commissie voor eenmaal wordt berekend bij de afsluiting, welke commissie
bij de hypotheekbanken van 1 tot 2 procent kan belpopen.
In de tweede plaats hangt het aandeel van de hypotheekbanken af van de
vraag naar kapitaal. Is deze zeer levendig in gedeelten eener provincie, waar
nog niet veel kapitaal ter belegging aanwezig is, dan wordt een groot deel
door de hypotheekbanken verschaft. Een typisch beeld vormt daarvan de
provincie Drente, waar voor ontginning en gereedmaking der verveende gronden
veel kapitaal gevraagd wordt in streken waar nog niet veel kapitaal gevormd
wordt, dat voor belegging op hypotheken vrij komt, terwijl de kleine kapitalisten
liever hunne kapitalen in spaarbanken brengen en in fondsen beleggen, zoodat
zij daarover spoedig weer kunnen beschikken. Zou men nog verder gaan met
de specialisatie en ook in de provinciën nog verschillende land- en tuinbouw
gebieden onderscheiden, dan zou het blijken, dat dezelfde verschillen zich op
verschillende plaatsen in een zelfde provincie voordoen.
Is het gedeelte van de kapitaalsbehoeften van den landbouw, voorzoover betreft
het langdurig crediet, dat door de hypotheekbanken wordt verzorgd, niet zoo
heel groot, dit neemt niet weg, dat het bestaan en de algemeene verspreiding
van deze inrichtingen en van hare agentschappen wel terdege voor den land
bouw van groot belang is. De zekerheid dat men overal met voldoende onderpand
een leening tot ongeveer twee derde van de waarde kan verkrijgen, heeft een
37
Noord-Brabant
1910-1913
5,77
Gelderland
5,85
Zuid-Holland
10,11
Noord-Holland
14,88
Zeeland
15,16
Utrecht
8,96
Friesland
15,98
Overijsel
9,92
Groningen
12,88
Drente
35,16
Limburg
18,19
Het Rijk
13,2