moeilijk meer volkomen nauwkeurig zouden zijn na te sporen, kunnen van
de hier gegevene slechts zeer weinig verschillen. De bedragen zijn op volle
50 gld. afgerond.
Jaar.
Aantal
banken.
Bedrag der
pandbrieven
uitgifte.
Jaar.
Aantal
banken.
Bedrag der
pandbrieven
uitgifte.
Jaar.
Aantal
banken.
Bedrag der
pandbrieven
uitgifte.
1861
1
236.500
1879
3
32.182.850
1897
23
202.622.300
1862
1
981.100
1880
3
37.778.200
1898
26
223.289.300
1863
1
2.392.800
1881
3
47.693.800
1899
30
245.569.000
1864
1
3.351.400
1882
6
53.052.300
1900
36
267.804.700
1865
2
4.868.250
1883
9
63.496.500
1901
40
290.260.250
1866
2
5.826.300
1884
9
70.772.300
1902
43
320.306.050
1867
2
6.256.950
1885
9
79.168.000
1903
47
357.999.250
1868
2
7.465.950
1886
9
83.203.000
1904
48
388.800.550
1869
2
9.023.250
1887
10
88.192.550
1905
50
424.852.150
1870
2
10.461.800
1888
10
94.523.900
1906
51
421.460.750
1871
2
11.962.400
1889
11
100.024.250
1907
52
422.021.350
1872
2
14.043.700
1890
14
109.135.900
1908
52
427.891.950
1873
2
17.215.050
1891
18
117.126.625
1909
52
436.144.000
1874
2
18.278.500
1892
20
126.921.250
1910
52
442.624.450
1875
2
19.088.150
1893
20
140.187.950
1911
52
457.846.000
1876
2
20.677.500
1894
20
145.994.350
1912
52
471.566.650
1877
3
24.083.700
1895
20
170.264.100
1913
52
483.833.100
1878
3
27.951.050
1896
23
186.913.850
1914
52
497.811.400
De ontwikkeling van de pandbrievenuitgifte is niet gelijkmatig geweest.
Het heeft 29 jaar geduurd vóór de eerste 1Ö0 millioen was geplaatst. Het
aantal banken 'was inmiddels geklommen tot 1 1Voor de volgende 1 00 millioen
was slechts een tijdperk van 8 jaren noodig, terwijl het aantal banken klom
tot 23. De derde honderd millioen kwam er in ruim 7 jaar met een stijging
van het aantal banken tot over 40. Nog iets sneller ging het met het vierde
honderdtal, in ruim 3 jaren, terwijl het aantal banken stijgt tot 51. Maar
daarna komt er aanmerkelijke vertraging, het duurt 10 jaar ongeveer tot
de 5e honderd millioen er is en het aantal banken neemt toe met 1Gaat
men de ontwikkeling wat meer in bijzonderheden na, dan bespeurt men
dat in verschillende jaren tijdelijk wat vertraging intreedt, zoo in 1866,
1874 en de paar volgende jaren, voorts in 1883, 1894 en vooral het tijdperk
1906 tot 1908.
Deze oorzaken zijn soms van algemeenen aard, zooals b.v. in 1866, 1874
29