worden de dividenden in den regel tot een vrij hoog percentage uitgekeerd, helgeen wellicht meermalen de zucht om ook dergelijke dividenden door de oprichting van nieuwe maatschappijen te verkrijgen, heeft bevorderd. Men ziet dan wel eens voorbij, dat het hooge percentage wordt uit gekeerd over een betrekkelijk klein bedragterwijl de aansprakelijkheid groot blijft. Ruim een half milliard is dus op deze wijze naast hetgeen particulieren, levensverzekeringsmaatschappijen en particulieren op hypotheek verstrekken, aan het grondcrediet in ons land ten goede gekomen. Inderdaad een uitkomst, die de vader van het hypotheekwezen hier te lande, Bachiene, niet had durven droomen. Moeilijk ook ware te voorzien geweest welken omvang het hypothecair crediet zou nemen. Bij Bachienes eerste voorstel ging hij uit van de nieuwe inschrijvingen over de jaren 1836*38, welke gemiddeld 14.696.080 bedroegen. Dertig jaren later kon Bachiene op het achtste internationaal congres voor statistiek melding maken van de nieuwe inschrijvingen in de jaren 1866’68, welke bedroegen gemiddeld 45.259.000, weer dertig jaren later in 1896’98 was het overeen komstige bedrag 126.312.000 en in de jaren 1900’13 gemiddeld 262.053.000. In dezelfde verhouding stijgt ook het bedrag dat meer wordt ingeschreven dan doorgehaald. Het is de groote toeneming der bevolking en de reusachtige groei van het productievermogen dat van dit verschijnsel de oorzaak is. Gaat men de ontwikkeling der banken na, dan blijkt het dat de pandbrief, zoowel *als de bankhypotheek zich geleidelijk hebben ingeburgerd. Aanvankelijk was de]jfmoeilijkheid van het verkrijgen der noodige hypotheken groot. In 1 866 echter werden de rollen reeds omgekeerd en vonden de pandbrieven moeilijk plaatsing. Men moest toen van 4 op 4|§ zelfs op 5 gaan. Later wisselen perioden van gemakkelijke en moeilijke plaatsing van pandbrieven elkaar af, terwijl het overigens in sommige tijden b.v. door levendigheid van de bouwnijverheid gemakkelijker is de benoodigde hypothecaire geldleeningen af te sluiten dan op een ander oogenblik. Het volgend staatje geeft het totaal uitstaand bedrag der pandbrieven van de gezamenlijke in het binnenland werkende banken, op het eind der ver schillende jaren, uit de jaarverslagen der hypotheekbanken getrokken. Eenige onjuistheden waren in den staat niet te vermijden. Vooreerst wijl in de verslagen der banken dat bedrag niet altijd duidelijk is vermeld, doordat met pandbrieven in portefeuille, pandbrieven tot aflossing van leeningen verkregen, uitgelote pandbrieven niet altijd voldoende rekening is gehouden. Ook komen in de lijst niet voor de bedragen van de sedert in liquidatie gegane ondernemingen. De werkelijke cijfers welke uiterst 28

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Nederlandsche Hypotheekbank | 1915 | | pagina 89