hoofdzaak het gemis aan de noodige bewegelijkheid van kapitalen, waardoor
behoeften hier niet door overschotten elders werden aangevuld, de voornaamste
kwaal was.
Terecht dringt de commissie daarom op de stichting van eene Neder-
landsche hypotheekbank aan. Zij ziét zeer terecht in, dat de solidaire aan
sprakelijkheid der Landschaften den kring der werkzaamheid eng beperkt en
daardoor de bekendheid van deze instellingen vermindert, zoodat niet licht
het kapitaal van de eene provincie naar de andere vloeit l). Zij beveelt ze
niet voor ons land aan en, wijzende op de deugdelijke inrichting van ons
tegenwoordig hypotheekstelsel, stelt zij aan het congres voor de oprichting
van eene hypotheekbank te bevorderen.
Tegelijkertijd dringt zij aan op verlaging van de hypotheekrechten, regi
stratie- en mutatierechten.
De besprekingen leidden er toe, dat de commissie pogingen zou doen om
tot oprichting van eene hypotheekbank, thans als particuliere maatschappij be
doeld, te komen.
In 1850 is men weer iets verder gevorderdna kennisneming van vele
buitenlandsche voorbeelden heeft men het plan tot oprichting van eene Neder-
landsche Hypotheekbank, waartoe o.a. mannen als Mr. W. C. Mees mede
werkten, gereed. Er waren wel twijfelaars aan het succes, zoo o.a. Vissering,
maar deze was de eerste om na de bespreking zijn naam op de lijst van
deelnemers te zetten. Toch gelukte het plan niet, de deelneming was te
gering, er was geen 200.000 gulden bijeen te brengen, de denkbeelden waren
nog te onvast; men vreesde voor groote onkosten. Voorloopig bleef de zaak
weer rusten, in de volgende congressen verneemt men er niets over.
In 1853 kwamen bij het congres in de statuten van eene Nederlandsche
hypotheekbank van de heeren P., P. W. en R. C. van Marselis Hartsinck.
Deze ontwerpen hadden niet de sympathie van den rapporteur van het congres,
Prof. Ackersdijckhij meent, dat deze instellingen niet met het oog op winst
bejag alleen mogen worden opgericht, daar de voordeelen niet voldoende komen
ten bate van hen, voor wie ze bestemd zijn.
In 1855 kwam de zaak opnieuw ter sprake, nadat ook in de Maatschappij
voor Volksvlijt de stichting van eene dergelijke bank was aanbevolen. De
voorzitter van eene afdeeling, Prof. Ackersdijk, zet nogmaals de zaak uiteen,
beweert dat men hier te lande de zaak blijkbaar niet begrijpt, wijst o.a. ook
23
Vooral om dit bezwaar op te heffen hebben de Pruisische Landschaften eene
Centrallandschaft gevormd, welker pandbrieven een ruimere markt zouden vinden.
Dit is evenwel niet voldoende gelukt.