zegbare schulden krijgen, als hij nl. aan zijne verplichtingen bleef voldoen, en vooral hij zou altijd een plaats weten, waar hij kapitaal in allerlei bedragen zou kunnen vinden en daaraan haperde juist veeh Het plan werd evenwel niet gunstig opgenomen. De Regeering was in die dagen na 1840 allerminst geneigd om opnieuw daden van nijverheid te beginnen; de resultaten in Groningen gaven geen stof tot vreugde. Ten overvloede kwamen er een paar allerzonderlingste adviezen van niet geringere colleges dan de Kamer van Koophandel te Rotterdam en de Commissie van Landbouw in Zuid-Holland. Het eerste college wijst er op, dat reeds dikwijls zulke plannen zijn be proefd door kundige menschen, maar zijn opgegeven. Het acht de zaak noch noodig noch nuttig. Er is altijd genoeg geld op hypotheek te verkrijgen en de provisie aan makelaars of notarissen bedraagt slechts twee a twee en een half procent. De bevordering van landbouw en nijverheid ligt volgens dat handelslichaam niet in het gemakkelijk maken voor een ieder om land te koopen of zaken te doen, maar wel door te bewerken, dat een oppassend landbouwer en een eerlijk handelaar een matig of goed inkomen behoudt. Het acht het crediet al genoeg uitgebreid, vreest voor opdrijving van waarden, speculatie en aanmoediging van gewaagde koopen. Ook acht deze voorzichtige Kamer het plan gevaarlijk. Het is een trek van het oud-Hollandsche karakter „om een eer te stellen in het onbelast bezit van zijne goederen”. Die onbelaste goederen zijn de werkelijke rijkdom en die zou men gaan ondermijnenNeen, het hypothekeeren is een noodzakelijk kwaad, dat niet aangemoedigd mag worden. Waar moesten bovendien dan de gestichten hun geld laten? Bovendien zou een aanzienlijk kapitaal aan papier of nominale waarde in omloop komen in de plaats van gereed geld, de Kamer verklaart zich evenwel tegen alle middelen om gereed geld uit de wandeling te brengen. Bovendien zal de zaak ook niet uitvoerbaar zijn, de koers der 4 /o pand brieven zal te laag blijven, er zijn al vaak scherpe dalingen in de prijzen van goederen geweest, dus gevaar blijft er steeds en wat wel het motief bij uitnemendheid zal zijn geweest er zou nadeel worden gedaan aan „make laars, notarissen en anderen, welke met een matig voordeel in hunne handen gestelde kapitalen plaatsen In het slot van het advies wordt dit laatste argument nog eens aangedrongen. Inderdaad het oordeel van Buys, dat „Mögt men ooit besluiten tot de uitgave van eene economische eacographie ten gebruike van jonge beoefenaren der staathuishoudkunde dit advies „voor opname in zulk een werk zeer in aanmerking zou kunnen komen” is hoewel niet zacht, evenmin te scherp 1) J. T. Buys, De Hypotheekbank, haar wezen en haar waarde, Haarlem, 1861, pg. 77.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Nederlandsche Hypotheekbank | 1915 | | pagina 81