verhouding tusschen de geldnemers en geldbeleggers door een tusschen beiden
instaande macht behoorlijk was verkregen.
Men vraagt zich dat te eer af, wanneer men de zegenrijke werking van
de Pruisische Landschaften nagaat en bedenkt hoe zeer in de 19e eeuw ons
grondcrediet ten aanzien van den landbouw te wenschen heeft overgelaten.
De lotgevallen van deze maatschappij hebben geen günstigen invloed uit
geoefend op de door velen beproefde middelen om goede instellingen van
grondcrediet in het leven te roepen.
Toch lag niet in het beginsel, dat in Groningen was aangenomen, maar
in de uitwerking en toepassing de fout.
17