Groningen zeer huiverig was, daar de hypotheken voor langen tijd onopzeg- baar werden verleend, om pandbrieven aan particulieren te verkoopen, de eenige latere koopster is geweest de Ommelander kas. In deze foutieve bepaling ligt de oorzaak van den beperkten groei, die de eenige Nederlandsche „Landschaft” zou verkrijgen. In een schrijven van 8 Juli 1823 konden Gedeputeerde Staten van Groningen mededeelen, dat 86 personen te zamen een kapitaal van f 444.075 wenschten op te nemen, onder de voorwaarden, waarover tusschen de Regeering en Gedeputeerde Staten overeenstemming was gekregen. Bij Koninklijk Besluit van den 14 September 1823 no. 140 wordt het verzoek van een aantal landeigenaren en eigenaren van vaste beklemmingen in de provincie Groningen „om, tot het daarstellen van een landelijk credietstelsel zich in een Maatschappij te mogen vereenigen en zich gezamenlijk solidair te ver binden wegens de door die Maatschappij uit te geven pandbrieven, op de betrokkene vaste eigendommen”, ingewilligd en bepaald dat deze maatschappij zich volgens de regelen op de naamlooze vennootschappen gesteld en nog te stellen zal gedragen. De Gouverneur der provincie Groningen werd directeur van de instelling, die den naam kreeg van „Maatschappij van Landeigenaren en vastbeklemde meijers in de Provincie Groningen, solidair verbonden voor de zekerheid der door haar uit te geven pandbrieven”. Nadat in deze voorwaarden nog eenige wijzigingen waren aangebrachl, die den 7 September 1823 werden goedgekeurd, kon de Maatschappij in 1824 haar werkzaamheden aanvangen en met ingang van Mei 1824 hare eerste credieten verleenen. De belangstelling van de regeering in deze instelling was groot. Bij K. B. van 14 Sept. 1823, no. 141, werden verschillende faciliteiten ten behoeve van het betalen van zegel-, registratie- en hypotheekrechten verleend. In de over weging van dit besluit vinden wij het oude motief terug, „om in tijden van grooten overvloed en daaruit voortkomende lage prijzen der granen, de Land bouwers door het geven van voorschotten tegemoet te komen”. Van die voorschotten in verband met den lagen prijs van den oogst was niet veel meer te bespeuren. Toch blijft er nog iets van over in de „Voorwaarden waarop Land-Eigenaren als mede-Eigenaren van Vaste Beklemmingen (vast beklemde meijers) in de Provincie Groningen zich in Maatschappij vereenigen en geza menlijk, solidair, verbinden voor de kapitalen welke door hen zullen worden opgenomen op hunne Eigendommen alsmede voor de Renten van die kapi talen Groningen 1824”. In 3 der voorwaarden toch wordt onderscheid gemaakt tusschen een gewoon en een buitengewoon voorschot. Het eerste bedraagt 50 7o der gestelde waarde. Het tweede werd voor één jaar na 1 November 1823 gesteld op 25 der waarde volgens 8 boven het gewone

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Nederlandsche Hypotheekbank | 1915 | | pagina 72