in de streken waar de strijd het hevigst was, zooals in Silezië, een toestand te weeg gebracht, die de bezitters der groote riddergoederen, van zooveel belang voor den Pruisischen staat van dien tijd, tot den ondergang moest leiden. Het land was verwoest, veel kapitaal was noodig voor herstel van gebouwen en wederaanschaffing van weggeroofd vee. Gedurende den oorlog was het ruilmiddel door overmatige papieruitgifte gedeprecieerd. De landeigenaren hadden tegen zeer hooge rente gedurende den oorlog kapitaal moeten opnemen. In dien tijd echter was dat bezwaar nog minder groot dan eenige jaren later. Immers de prijzen van de granen waren gedurende den oorlogstijd zeer hoog, ten deele door de depreciatie der munt, voor een groot deel echter wegens de schaarschte, die door het gebrekkig verkeer, dat hooge vrachten medebracht, en door verminderde productie in oorlogstijden ontstond. Na den oorlog daalden de graanprijzen schrikbarend. Voorraden kwamen los door beter verkeer, het ruilmiddel keerde geleidelijk tot de oude waarde terug. De ondergang stond menigen groot grondbezitter voor de deur. Een driejarig moratorium van 176366 verergerde den toestand, schokte het crediet voor goed; hypotheken werden opgezegd, de rentestand steeg tot 10 en kapitaal was dan nog moeilijk te krijgen, terwijl 2 3 /o makelaars provisie moest worden betaald. Toen kwam men in hoofzaak terug op het voorstel van den Berlijnschen koopman Wolfgang Büring in 1 767 aan Frederik den Grooten gedaan, om het onroerend goed „coursable te maken. In 1770 werden de bezitters van riddergoederen in Silezië op hoog gezag vereenigd tot eep corporatie, de Landschaft, welke aan elk der leden, die dat verlangde, rente-dragende pandbrieven2) verstrekte tot de helft van de waarde zijner goederen, welke waarde naar bepaalde gegevens werd berekend. Elk lid, dat pandbrieven verkreeg, moest ze aanvankelijk zelf te gelde maken. In het begin werd op die pandbrieven het goed vermeld, waarvoor ze waren uitge geven. Niet alleen dat goed was verbonden voor de terugbetaling en de betaling der rente, daarnaast was toch de geheele Landschaft met de goederen van al hare leden aansprakelijk. 3 0 Het voorstel van Büring vindt men bij Hermann Mauer, Das Landschaftliche Kreditwesen Preussens, voorkomende als Heft XXII van de Abhandlungen aus dem staatswissenschaftlichen Seminar zu Strassburg 1907. Het draagt tot titel„Plan auf was Art und Weise dem Land Ueberfluss von Gelde und Credit zu verschaffen, und wie es auf die solideste Art anzufangen, dem in' Verfall gekommenen Adel wieder aufzuhelfen.” Vgl. hierover in het bijzonder ook Dr. M. Weyermann, Zur Geschichte des Immcbilarkreditwesens in Preussen mit besonderer Nutzanwendung auf die Theorie der Bodenverschuldung, Karlsruhe, 1910. Freiburger Volkswirtschaftliche Abhandlungen, 1Bd., 1Erg. heft. 2) In het oorspronkelijk stuk van Büring wordt gezegd„Werden landschaftliche Hypothekencoupons oder Pandbriefe, wie mann sie nennen will, gemacht.”

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Nederlandsche Hypotheekbank | 1915 | | pagina 64