door middel van hunne gewone commissionnairs. Dikwijls wenden deze zich rechtstreeks tot de banken met het verzoek de stukken te willen opnemen, echter komt het ook vaak voor dat de verkooporders worden opgegeven aan de beurzen, in het bijzonder die te Amsterdam en Rotterdam, waar de hypo theekbanken hun vertegenwoordigers hebben die dan daar den inkoop bewerk stelligen voor het geval de stukken, wat bij de overgroote meerderheid der banken het geval is, geen andere koopers vinden. Soortgelijke beweging in den loop van de pandbrievenuitgifte en den inkoop wordt ook in Duitschland waargenomen. De belangrijke vragen, welke zich hier voordoen, zijn deze 1 Wordt et bij de plaatsing van pandbrieven onder het publiek wel voldoende op gelet, dat ze voor redelijkerwijze als vast te beschouwen belegging worden genomen Indien dit het geval is wordt deze heen en weergaande beweging tot betrekkelijk geringen omvang beperkt. Wordt daarentegen de pandbrief gekocht als het ware als depositobewijs, dat men elk oogenblik weer kan realiseeren, dan wordt daarvan het gevolg, dat niet alleen veelvuldige in- en verkoop plaats vindt, maar ook dat kapitaal, dat eigenlijk niet voor langdurige belegging geschikt is, daarvoor wordt gebruikt. Het eerste is in elk geval een bezwaar, het laatste heeft natuurlijk op den prijs van het grondcrediet ongunstigen invloed. 2°. Wordt de plaatsing van pandbrieven niet door uitkeering van te groote provisie aangemoedigd Indien in de onderlinge mededinging van hypotheek banken en haar concurrentie met andere instellingen, welke obligaties uitgeven zooals scheepsverbandmaatschappijen en in het buitenland werkende hypotheek banken gaandeweg de provisie bij plaatsing hooger wordt, dan heeft dit het gevolg dat de hypotheekbanken slechts tot inkoop van pandbrieven kunnen overgaan tegen een aanmerkelijk lageren koers dan dien waarvoor zij plaatsen. Dit verschil dat bij Va 0lp provisie niet meer dan V2 °/o zou behoeven te bedragen om te verhinderen dat allerlei geldbeleggers pandbrieven koopen voor korte belegging als het ware als deposito, zou bij groote provisies zeer aanmerkelijk worden. Daardoor zouden ook de koersen van de pandbrieven eener instelling zeer uiteenloopen en zou een der voordeelen van de belegging in pandbrieven, dat de koers vrij standvastig is, wegvallen. Deze vragen zullen uiteraard steeds blijven bestaan, zij zijn uiterst moeilijk tot oplossing te brengen. Onder linge afspraken omtrent dé grootte der provisie zijn overal nog mislukt. Vele banken willen niet eens medewerken tot het openbaren van een feitelijken toestand zooals nog onlangs bij een opzettelijk onderzoek in Duitschland is gebleken Het belang, dat de hypotheekbanken hebben bij den verkoop van pandbrieven uitsluitend voor vaste belegging is zóó groot, de nadeelige 65 1) Vgl. Hans Ludewig. Geldmarkt und Hypothekenbank-Obligationen. München und Leipzig, 1915.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Nederlandsche Hypotheekbank | 1915 | | pagina 126