door de Zuid-Hollandsche Bank, bij het schrijven dezer bijdrage nog in
wording.”
Van Eek meent, dat de regeering hare goedkeuring niet mag hechten aan
statuten, waarin deze bepaling niet voorkomt en waardoor men dan meent
de zekerheid te verkrijgen, dat niet een groot er bedrag aan pandbrieven wordt
uitgegeven dan hypotheken door de bank zijn genomen.
Het is later door de ervaring ten duidelijkste gebleken, dat deze bepaling,
waaraan een deskundige schrijver over dit onderwerp zóó overwegende be-
teekenis hechtte, toch onregelmatigheden van ernstigen aard niet kon ver
hinderen. Men gevoelt hoe weinig afdoende ten slotte dergelijke bepalingen
zijn. Buys gevoelde veel meer dan voor staatstoezicht voor eenige verstandige
voorschriften in de statuten der Bank. De ervaring heeft hem geen ongelijk
gegeven. Daarnaast ligt ten slotte de waarborg in de personen, die het be
drijf voeren en er het toezicht op moeten uitoefenen.
Welke zijn de voor waarden voor de soliditeit van den pandbrief?
Vooreerst moeten de hypotheken, tegen welke tot een maximum van het
hypothecair voorschot pandbrieven mogen worden uitgegeven, deugdelijk zijn.
Daarvoor worden zooveel mogelijk waarborgen in de statuten der maat
schappij opgenómen. Deze bestaan
1°. In het beperken der hypotheek tot de eerst-ingeschrevepe en het
zorgvuldig onderzoek van de eigendomsbewijzen en den rechtstoestand van
het aangeboden onderpand.
2°. In de beperking van het bedrag der leening tot een matig percentage
van de geschatte waarde der onderpanden.
3°. In de verzekering van een deugdelijk onderzoek door de toewijzing
van leeningen van de goedkeuring van een Raad van Toezicht of in sommige
gevallen van het geheele College van Commissarissen der Instelling afhankelijk
te maken.
4°. In het voorschrijven van regelmatige herschattingen of inspectie.
5°. In de verplichting om de verkoopprijzen bij gedwongen verkoopen van
onderpanden in de jaarverslagen te publiceeren.
1Wat het onderzoek der eigendomsbewijzen en van den rechtstoestand
der onderpanden betreft, daarvoor kan ten slotte de waarborg slechts worden
gevonden in de bekwaamheid der directie en van hare juridische adviseurs.
In dit opzicht kan van het Nederlandsche hypotheekbankwezen in het algemeen
met waardeering worden gesproken. In de vele jaren van het bestaan van
hypotheekbanken is niet of weinig gebleken van nalatigheid of onbekwaamheid
in dit opzicht. Wel zijn tot de hypotheekbanken dikwijls vele verwijten
gericht, dat zij te lastig zijn en te kieskeurig ten aanzien van de zakelijke
rechtten waarop hypotheek wordt verleend. Met name is de afwerende houding,