in nauwe aanraking te blijven met afzonderlijke kassen, welke zich ten doel
stellen de pandbrieven te verhandelen.
In ons land is echter van den aanvang af een andere weg gevolgd. Getrouw
aan het voorbeeld van het Crédit Foncier de France heeft men de werkzaam
heid der hypotheekbanken zeer beperkt. Uitsluitend de belegging van gelden
onder verband van eerste hypotheek is toegestaan. Sommige voegen daaraan
toe tweede hypotheken, indien de Bank ook de eerste heeft. Aankoop en ver
koop van vaste goederen is niet verder toegelaten dan voor kantoorgebouwen
en tot vermijding van schade bij den verkoop van onderpanden. Handel in
effecten en wissels is niet toegestaan, het depositobedrijf is uitgesloten, slechts
ter belegging van kapitaal of reserves worden effecten aangekocht, terwijl de
deposito’s zich beperken tot gelden, die tot de volkomen afwerking van ge
bouwen soms wofden ingehouden op aangegane leeningen.
Onder deze omstandigheden is de vraag, die elders wetenschap en practijk
bezig houdt, bij ons van betrekkelijk geringe beteekenis. De activa zijn bijna
geen andere dan de hypothecaire leeningen, de passiva de vorderingen van
de pandbrief houders.
Toch heeft men ook hier nog bijzondere vormen gezocht om te zorgen
voor een nauwer verband tusschen hypotheken en pandbrieven. Dit geschiedt
in den regel bij eenige banken door het gebruik van trustmaatschappijen, die
hebben mede te werken bij de uitgifte van pandbrieven a).
Zonder hier critiek op eenig te dier zake in ons land uitgedacht en toe
gepast stelsel uit te oefenen, dat in zeer soliede ondernemingen toepassing
vindt, mag men wel deze opmerking plaatsen, dat geen enkel, hoe kundig
ook uitgedacht stelsel, tegen bedrog kdn beveiligen. Ten slotte moet in de
personen van de directie, welke ook de organisatie der maatschappij moge
zijn, een der beste waarborgen zijn gelegen tegen misbruiken. Indien deze of
een der leden eener directie te kwader trouw is, zal het onmogelijk zijn een
inrichting uit te denken, waarbij geen bedrog mogelijk is, dat tot schade van
de schuldeischers kan leiden.
In dit verband zij de volgende opmerking van den heer A. van Eek in
het staathuishoudkundig jaarboekje van 1882 * 2) vermeld
,,een tweede bepaling van oneindig hooger gewicht is het verplichte
visa van een notaris op den zoogenaamden pandbrief.”
„Geen wonder, dat die bepaling van het visa reeds is overgenomen
57
Als merkwaardige scheppingen zijn hier te vermelden de Algemeene Waarborg
maatschappij en de Hypotheekbank voor Nederland te Amsterdam, en de Eerste
Nederlandsche Hypotheekbriefbank en daarmede overeenkomende instellingen.
2) Bijdrage over den zoogenaamden pandbrief.