uitgifte van gronden wenscht te volgen. Beleening van dergelijke erfpachten
heeft, voor een gemeentelijke instelling niet dezelfde bezwaren als voor eene
andere, welke onder sommige omstandigheden hare belangen met die der
gemeente in' strijd kan zien.
Het blijft echter niet te ontkennen dat ook dan nog leemten overblijven, die
niet door de bestaande instellingen worden aangevuld. Een bezwaar kan zich
b.v. voordoen wanneer het geldt de noodige voorschotten te geven voor den bouw
van zeer groote gebouwen zooals de moderne ontwikkeling van den handel en het
verkeer deze eischt, b.v. zeer groote winkelhuizen, kantoorgebouwen, hotels
enz. Hierbij doet zich allereerst de moeilijkheid voor, dat de waarde ook in
zeer groote steden dikwijls wisselvallig is ten aanzien van panden van zeer
groote waarde. Dit leidt natuurlijk tot voorzichtige beleening. Een andere
moeilijkheid is gelegen in het zeer groote bedrag dat somwijlen wordt ver-
eischt en dat in verband met het geheele bedrag der door een bank uitgezette
hypotheken en het kapitaal der inrichting soms onevenredig groot zou worden.
In het laatste bezwaar kan, zooals reeds werd opgemerkt, worden voorzien,
doordat een zeker aantal hypotheekbanken in eenzelfde leening deelnemen
en een gemeenschappelijke hypotheek nemen. Dit middel wordt in den laatsten
tijd enkele malen toegepast.
Overigens ontmoeten de hypotheekbanken op dit gebied de levendige mede
dinging van’de levensverzekeringmaatschappijen. Deze verzamelen als reserves
groote bedragen, welke veilig voor een groot deel kunnen worden belegd in niet
onmiddellijk realiseerbare of opvraagbare beleggingen zooals huizen en hypotheken.
Het is hier juist anders dan bij de spaarbanken waar in tijd van nood een belangrijk
deel dadelijk bij de hand moet zijn of gemakkelijk moet verzilverd kunnen
worden. De hier te lande gevestigde levensverzekeringmaatschappijen hadden
eind 1914 een bedrag van ongeveer 125 millioen gulden op hypotheek staan.
Terwijl nu voor de hypotheekbanken het inkoopen van onderpanden altijd
een zeer onaangenaam gevolg is dat zich bij wanbetaling soms voordoet, is
dit bezwaar bij levensverzekeringmaatschappijen veel geringer. Deze hebben
reeds voor belegging een groot bedrag aan vaste goederen gekocht, te zamen
ongeveer 30 millioen waarde, de huren worden geïnd en daarop wordt regel
matig toezicht uitgeoefend. Zij kunnen daarom dikwijls onderpanden van
grooten omvang, die een goede huuropbrengst beloven maar niet zeer courant
zijn wat de verkoopwaarde betreft, beter beleenen dan de hypotheekbanken.
Een derde leemte blijft bestaan ten aanzien van de onderpanden, die
een uitsluitend industrieele waarde vertegenwoordigen, zooals fabrieken met
machines, enz. Terwijl de hypotheekbanken wegens den aard van deze
onderpanden daarop slechts zelden voorschotten geven en alleen op den grond
slag van de waarde als grond en afbraak, heeft de ervaring geleerd, dat ook
53